Beschikking d.d. 3 september 2010, nr. 2009/0158
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
[belanghebbende], te Curaçao, hierna belanghebbende,
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.
1.1 Aan belanghebbende is met dagtekening 16 januari 2009 een aanslag inkomstenbelasting 2006 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf. 59.899, resulterend in een bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting van Naf. 10.948.
1.2 Bij uitspraak op bezwaar van 5 juni 2009 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Bij diezelfde uitspraak heeft de Inspecteur meegedeeld dat bij het vaststellen van de aanslag ten onrechte rekening is gehouden met overdracht van de ouderentoeslag van de partner van belanghebbende. Daarbij heeft de Inspecteur aangekondigd ter zake een navorderingsaanslag op te leggen.
1.3 De Inspecteur heeft met dagtekening 5 juni 2009 de in 1.2 aangekondigde navorderingsaanslag opgelegd. De aanslag is berekend naar het belastbaar inkomen van Naf 58.899 en resulteert in een bedrag aan te betalen inkomstenbelasting van Naf 11.728.
1.4 Belanghebbende is op 16 juli 2009, dus tijdig, in een geschrift in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. In het beroepschrift stelt belanghebbende tevens beroep in tegen de navorderingsaanslag.
1.5 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6 Vóór de hierna te vermelden zitting is bij de Raad een op 9 april 2010 gedagtekende brief met 3 bijlagen van belanghebbende ingekomen. De Inspecteur heeft in de zitting kennis kunnen nemen van deze brief en de bijlagen.
1.7 Ter zitting van 12 april 2010 te Willemstad is de Inspecteur verschenen. Belanghebbende is met kennisgeving aan de Raad niet verschenen.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1 Belanghebbende was in het jaar 2006 de 58 jaar oud. Zij bouwde bij haar werkgever geen eigen pensioen op.
2.2 Belanghebbende heeft een aangifte inkomstenbelasting 2006 ingediend naar een belastbaar inkomen van Naf. 59.899, rekening houdende met een bedrag van Naf 11.722 aan ingehouden loonbelasting. Op de loonbelastingkaart is bij de berekening van de in te houden loonbelasting rekening gehouden met een bedrag aan werknemersbijdrage premie AOV/AWW van Naf 2.422. Bij het vaststellen van de aanslag is geen aftrek pensioenpremie geaccepteerd, omdat volgens de Inspecteur belanghebbende geen premie voor een eigen pensioenregeling heeft betaald. Vanwege de te weinig ingehouden loonbelasting is de verschuldigde inkomstenbelasting tot een hoger bedrag vastgesteld.
2.3 In 2006 was belanghebbendes echtgenoot 67 jaar oud. De echtgenoot had in 2006 recht op ouderentoeslag, maar hij kon deze toeslag niet zelf realiseren omdat hij over zijn AOV-uitkering geen belasting was verschuldigd. Belanghebbende heeft in haar aangifte aan basiskorting en toeslagen een bedrag geclaimd van Naf 2.328. Dit bedrag is inclusief een bedrag van Naf 780 ouderentoeslag dat door haar echtgenoot wegens een te laag inkomen niet kon worden verzilverd. Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur de basiskorting en toeslagen met het bedrag van Naf 780 verlaagd tot Naf 1.548.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of:
- er al dan niet pensioenpremie op het salaris is ingehouden en het voor de heffing van inkomstenbelasting verschil maakt op welke wijze de grondslag van LB-heffing wordt vastgesteld, en
- de ouderentoeslag kan worden overgedragen aan de echtgenoot die de 60-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt?
4. De standpunten van partijen
4.1 Belanghebbende stelt dat wel pensioenpremie op haar salaris is ingehouden, en dat de bijtelling van Naf. 2.422 ongedaan moet worden gemaakt.
Daarnaast stelt belanghebbende dat noch uit de toelichting bij het aangiftebiljet noch uit de LIB 1943 blijkt dat zij de 60-jarige leeftijd zou moeten hebben bereikt om ouderentoeslag te gelde te maken. Belanghebbende verwijst naar de voor 2001 geldende pensioenaftrek, die wel kon worden overgedragen aan de echtgenoot met het hoogste persoonlijke inkomen.
4.2 De Inspecteur is van mening dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek pensioenpremie omdat zij geen pensioenpremie heeft betaald. Daarnaast zijn voor het bedrag wat op de aanslag (nog) moet worden betaald enkel relevant de verschuldigde inkomstenbelasting en de daadwerkelijk ingehouden loonbelasting.
Op grond van de in 2001 in werking getreden belasting wetgeving dienen echtlieden beiden de leeftijd van 60 jaar te hebben bereikt wil toepassing en overdracht van de ouderentoeslag mogelijk zijn.
4.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Belanghebbende is blijkens de bewoordingen van het beroepschrift in beroep gekomen tegen zowel de uitspraak op bezwaar als tegen de navorderingsaanslag.
5.2 Blijkens art. 31 van de Algemene lansverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) staat beroep alleen open tegen een uitspraak op bezwaar. In art. 29 ALL is voorgeschreven dat tegen een belastingaanslag – waaronder blijkens art. 2, lid 2, onderdel d, ALL is te begrijpen een navorderingsaanslag – eerst een bezwaarschrift moet worden ingediend.
5.3 Nu een uitspraak op bezwaar ter zake van de navorderingsaanslag met dagtekening 5 juni 2009 ontbreekt, is het beroep van belanghebbende met betrekking tot deze navorderingsaanslag niet-ontvankelijk.
De Raad houdt het ervoor dat het op 16 juli 2009 ingediende beroepschrift tevens als bezwaarschrift is aan te merken tegen de navorderingsaanslag en dat de Inspecteur dit bezwaarschrift – waarvan hij een afschrift ter beschikking heeft - alsnog in behandeling zal nemen.
5.4 De Inspecteur heeft in de stukken van het geding gesteld dat belanghebbende in het jaar 2006 bij haar werkgever geen eigen pensioen opbouwde en dat daarom voor de heffing van inkomstenbelasting geen plaats is voor een extra aftrek van een pensioenpremie.
5.5 Belanghebbende heeft geen ander verweer gevoerd dan te stellen dat deze constatering van de Inspecteur onjuist is en dat het voor de heffing van inkomstenbelasting niet zou mogen uitmaken op welke wijze de grondslag voor de loonbelasting wordt vastgesteld.
5.6. Voor de heffing van inkomstenbelasting is beslissend het genoten inkomen verminderd met de door de wet toegestane aftrekposten. De loonbelasting fungeert, ook in het geval van belanghebbende, als een met het bedrag van de vastgestelde inkomstenbelasting te verrekenen voorheffing. Is deze voorheffing tot een te laag bedrag vastgesteld of ingehouden, dan beïnvloedt dat het uiteindelijk op de aanslag inkomstenbelasting te betalen bedrag aan belasting.
5.7 Nu belanghebbende geen bewijs levert dat zij een pensioenpremie heeft betaalt, kan haar beroep niet slagen.
De Raad van Beroep
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- verklaart het beroep tegen de navorderingsaanslag 2006 niet-ontvankelijk.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H. Röben in tegenwoordigheid van de secretaris M. Rienhart en uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.