Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 september 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen een culturele instelling en de Inspecteur. De belanghebbende, een organisatie die zich richt op het stichten en in stand houden van een gebouw voor het culturele leven op Aruba, had op 7 mei 2008 aangifte gedaan voor de belasting op bedrijfsomzetten (BBO) over het tijdvak april 2008. Na afwijzing van haar bezwaar door de Inspecteur op 12 juni 2008, is de belanghebbende in beroep gegaan. De Inspecteur heeft op 24 februari 2010 een vertoogschrift ingediend en de zitting vond plaats op 20 april 2010.
De kern van het geschil was of de belanghebbende als ondernemer in de zin van de BBO kon worden aangemerkt en of zij in aanmerking kwam voor de vrijstelling van belasting op bedrijfsomzetten als culturele instelling. De belanghebbende stelde dat zij geen winstoogmerk had en niet concurreerde met andere zaalverhuurders, terwijl de Inspecteur betoogde dat de activiteiten van de belanghebbende, zoals de verhuur van zalen en de exploitatie van een bar, kwalificeerden als ondernemerschap.
De Raad oordeelde dat de belanghebbende, door haar activiteiten, blijk gaf van een duurzaam streven om maatschappelijke behoeften te bevredigen en dat zij deelnam aan het economische verkeer. Hierdoor werd zij aangemerkt als ondernemer voor de BBO. Tevens werd vastgesteld dat de belanghebbende niet voldeed aan de criteria voor vrijstelling als culturele instelling, omdat zij zelf geen culturele prestaties verrichtte. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd.