ECLI:NL:ORBBNAA:2010:2

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
22 maart 2010
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
2008/0067
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldigheid inspecteur en vergoeding kosten bezwaarfase/beroepsfase

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op Curaçao, gaat het om een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2006. De belanghebbende ontving op 31 mei 2007 een naheffingsaanslag van Naf 1.546, vergezeld van een boete van Naf 77. Na bezwaar van de belanghebbende op 10 juli 2007, heeft de Inspecteur op 4 januari 2008 de aanslag en boete verminderd tot nihil. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld op 30 januari 2008.

Tijdens de zitting op 28 april 2009, en later op 23 oktober 2009, zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 20 december 2006 aangifte omzetbelasting heeft gedaan, maar dat door een fout bij de Inspecteur deze aangifte niet correct is geregistreerd. De bestreden aanslag was opgelegd omdat de Inspecteur meende dat er geen aangifte was gedaan.

Het geschil draait om de vraag of de Inspecteur de kosten van de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar moet vergoeden, en of de belanghebbende had moeten worden gehoord. De Raad oordeelt dat de Inspecteur de belanghebbende had moeten horen, maar dat de onzorgvuldigheid niet ernstig genoeg was om de kosten te vergoeden. De Raad verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van de belanghebbende om vergoeding van kosten af, omdat de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) hiervoor geen grondslag biedt. De beslissing werd op 22 maart 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 maart 2010, nr. 2008/0067
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1.
Met dagtekening 31 mei 2007 is aan belanghebbende voor het jaar 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van Naf 1.546 met een boete van Naf 77.
1.2.
Aan het tegen deze aanslag en boete op 10 juli 2007 gemaakte bezwaar, is bij uitspraak van 4 januari 2008 door de Inspecteur geheel tegemoetgekomen. De Inspecteur heeft de aanslag en de boete verminderd tot nihil.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op 30 januari 2008 beroep ingesteld bij de Raad.
1.4.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5.
Ter zitting van 28 april 2009 te Willemstad is namens belanghebbende verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Vanwege een gewijzigde samenstelling van de Raad is de zitting heropend op 23 oktober 2009. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Belanghebbende heeft op 20 december 2006 aangifte omzetbelasting voor het jaar 2006 gedaan waarop een bedrag aan omzetbelasting van Naf 1.145,20 is aangegeven. Dit bedrag is op 18 december 2006 voldaan.
2.3.
Door een fout ten kantore van de Inspecteur is het aangiftebiljet niet als binnengekomen geregistreerd.
2.4.
De bestreden aanslag is aan belanghebbende opgelegd omdat belanghebbende geen aangifte omzetbelasting over 2006 zou hebben ingediend en de verschuldigde omzetbelasting niet zou hebben betaald.
2.5.
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift om een schadevergoeding verzocht ten bedrage van Naf 500 op grond van artikel 32a van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL). Tevens heeft belanghebbende verzocht om te worden gehoord op grond van artikel 30, lid 4, van de ALL indien aan haar bezwaren tegen de naheffingsaanslag en de boete of aan haar verzoek om schadevergoeding niet geheel tegemoetgekomen zou worden.
2
2.6.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de boete vernietigd. De Inspecteur heeft niet beslist op het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding. Belanghebbende is ook niet op haar verzoek gehoord.

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, dient te vergoeden, en het antwoord op de vraag of belanghebbende had dienen te worden gehoord.
3.2.
Belanghebbende verzoekt tevens om vergoeding van de in de beroepsfase gemaakte kosten.
3.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht

4.Beoordeling

4.1.
De Raad is van oordeel dat de Inspecteur de belanghebbende had moeten horen nu zij daarom expliciet had verzocht (artikel 30, lid 4, van de ALL); nu de Inspecteur geheel aan het bezwaar van belanghebbende is tegemoet gekomen is het horen terecht om proceseconomische redenen achterwege gelaten.
4.2.
Het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten, is kennelijk afgewezen door de Inspecteur.
4.3.
Op grond van artikel 32a, lid 1, van de ALL worden kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend vergoed voor zover de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen.
4.4.Naar het oordeel van de Raad is er onder de feiten en omstandigheden genoemd onder 2.2 tot en met 2.4 sprake van een onzorgvuldigheid van de Inspecteur , maar niet van een ernstige onzorgvuldigheid. De Raad zal daarom het verzoek van belanghebbende om de kosten te vergoeden die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar heeft gemaakt, niet honoreren.
4.5.
Het verzoek van belanghebbende om vergoeding voor de in de beroepsfase gemaakte kosten, wordt afgewezen. De kosten van de behandeling van het beroep komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de ALL voor de vergoeding van die kosten geen grondslag biedt Het verzoek dient bij de civiele rechter te worden ingediend.

5.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, Th. Groeneveld en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2010.