Uitspraak
zitting houdende op Curaçao,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op Curaçao, gaat het om een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2006. De belanghebbende ontving op 31 mei 2007 een naheffingsaanslag van Naf 1.546, vergezeld van een boete van Naf 77. Na bezwaar van de belanghebbende op 10 juli 2007, heeft de Inspecteur op 4 januari 2008 de aanslag en boete verminderd tot nihil. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld op 30 januari 2008.
Tijdens de zitting op 28 april 2009, en later op 23 oktober 2009, zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 20 december 2006 aangifte omzetbelasting heeft gedaan, maar dat door een fout bij de Inspecteur deze aangifte niet correct is geregistreerd. De bestreden aanslag was opgelegd omdat de Inspecteur meende dat er geen aangifte was gedaan.
Het geschil draait om de vraag of de Inspecteur de kosten van de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar moet vergoeden, en of de belanghebbende had moeten worden gehoord. De Raad oordeelt dat de Inspecteur de belanghebbende had moeten horen, maar dat de onzorgvuldigheid niet ernstig genoeg was om de kosten te vergoeden. De Raad verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van de belanghebbende om vergoeding van kosten af, omdat de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) hiervoor geen grondslag biedt. De beslissing werd op 22 maart 2010 openbaar uitgesproken.