ECLI:NL:ORBBNAA:2010:14

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
2008/0484
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid bezwaar en restitutie van voorheffingen in belastingzaak

In deze zaak is belanghebbende in beroep gegaan tegen de beslissing van de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, die hem op 7 november 2008 niet-ontvankelijk verklaarde in zijn bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2003. De aanslag was opgelegd op 12 oktober 2007 en belanghebbende had op 21 juli 2008 bezwaar aangetekend. De Inspecteur stelde dat belanghebbende de termijn van 36 maanden voor het indienen van een aangifte niet had gerespecteerd, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor restitutie van voorheffingen. Belanghebbende betwistte de niet-ontvankelijkheid en stelde dat hij nooit een aanslag had ontvangen, en dat hij pas eind juli 2008 op de hoogte was geraakt van de aanslag tijdens een bespreking over een andere belastingaanslag. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende binnen een redelijke termijn bezwaar had ingediend, waardoor het bezwaar verschoonbaar te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat de Inspecteur de voorheffingen moest verrekenen en een bedrag van Naf 35.159 moest restitueren aan belanghebbende. Het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar werd afgewezen, omdat dit niet in de bezwaarfase was gedaan. De uitspraak werd gedaan op 24 september 2010.

Uitspraak

Beschikking d.d. 24 september 2010, nr. 2008/0484
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
[Belanghebbende] .., te Curaçao, belanghebbende,
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 12 oktober 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2003 naar een belastbaar inkomen van Naf 196.361.
1.2
Belanghebbende is bij brief van 21 juli 2008, binnengekomen ter inspectie op 7 augustus 2008, in bezwaar gekomen tegen de aanslag.
1.3
Bij uitspraak van de Inspecteur met dagtekening 6 oktober 2008 stelt hij onder meer dat de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2003 conform het ingediende bezwaarschrift is afgehandeld, doch dat het eventueel te restitueren bedrag voor de inkomstenbelasting niet op grond van artikel 41B, lid 1, letter c, Landsverordening op de inkomstenbelasting (hierna: LLB) zal worden vastgesteld, omdat belanghebbende de voorgeschreven periode van 36 manden voor het indienen van een aangifte niet in acht heeft genomen. Bij beschikking van 7 november 2008 heeft de Inspecteur belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en de definitieve aanslag ambtshalve verminderd tot een betekend naar een belastbaar inkomen van Naf 125.158.
1.4
Belanghebbende is op 22 november 2008 tegen de beschikking van 7 november 2008 in beroep gekomen en op 10 november 2008 tegen de uitspraak van 6 oktober 2008.
1.5
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6
Ter zitting 12 april 2010 te Willemstad zijn verschenen (…) namens belanghebbende en namens de Inspecteur.
1.7
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende heeft voor het jaar 2003 niet de vereiste aangifte gedaan. De aanslag over 2003 is ambtshalve op grond van artikel 10 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) vastgesteld door de Inspecteur aan de hand van een loonbelastingkaart en een kaart als bedoeld in artikel 45 ALL. Na verrekening van voorheffingen bedroeg het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting Naf 5.783. Bij bezwaar van 21 juli 2008 zijn alsnog ingevulde aangiftebiljetten ingeleverd door de gemachtigde van belanghebbende met het verzoek om verrekening van de ingehouden loonbelasting.
2.2
De vermindering ambtshalve van 7 november 2008 bedroeg Naf 5.783; dit bedrag is gelijk aan het ingevolge de ambtshalve opgelegde aanslag te betalen bedrag na verrekening. Volgens de beschikking tot vermindering van de definitieve aanslag inkomstenbelasting bedraagt de verrekenende loonbelasting voor het jaar 2003 Naf 81.047. De Inspecteur heeft het te restitueren bedrag voor de inkomstenbelasting niet vastgesteld, onder verwijzing naar artikel 41B, lid 1, letter c, LIB. Bij vaststelling zou belanghebbende een restitutie van loonbelasting ten bedrage van Naf 35.159 zijn verleend.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op restitutie van een bedrag van Naf 35.159, in verband met verrekening van voorheffingen. Tot slot verlangt belanghebbende een vergoeding van de kosten van bezwaar.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende meent dat zijn bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat hij nimmer een aanslag voor het jaar 2003 heeft ontvangen en bezwaar heeft aangetekend zodra hij kennis had genomen van de aanslag.
4.2
Voorts meent belanghebbende dat hij recht heeft op verrekening van de ingehouden loonbelasting en op restitutie van Naf 35.159. Blijkens de wettekst van artikel 41B, lid 1, LIB, met name het woord ‘en’, in combinatie met artikel 11, lid 4, ALL worden de voorheffingen automatisch verrekend als een aanslag wordt vastgesteld. Voorts neemt belanghebbende dat het achterwege laten van de restitutie door de Inspecteur als een sanctie wordt gebruikt.
4.3
De Inspecteur stelt dat er geen verrekening van loonbelasting kan plaatsvinden, omdat niet binnen 36 maanden na afloop van het belastingjaar aangifte is gedaan. Daaraan staat niet in de weg dat de Inspecteur een aanslag ambtshalve heeft opgelegd. Uitsluitend wanneer er een aangifte binnen die 36 maanden is ingediend, volgt verrekening van loonbelasting.
4.4
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
De Inspecteur heeft belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat de termijn van bezwaar van twee maanden ruimschoots is overschreden. De dagtekening van de aanslag was 12 oktober 2007 en het bezwaarschrift is van 21 juli 2008. Belanghebbende erkent te laat te zijn geweest maar stelt dat hij het aanslagbiljet niet heeft ontvangen en van het bestaan van de aanslag pas hoorde eind juli 2008 tijdens een bespreking over zijn aanslag in de inkomstenbelasting over 2002 en dat hij daarna dadelijk zijn bezwaarschrift inzond. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat de postbestelling aan het adres nog wel eens misloopt omdat er zijn. Het is daarom goed mogelijk dat het aanslagbiljet niet is ontvangen door belanghebbende. De Raad is van oordeel dat belanghebbende binnen een redelijke termijn na kennisneming van de aanslag bezwaar heeft ingediend. Dit maakt dat het bezwaar verschoonbaar te laat is ingediend.
5.2
Artikel 41A LIB luidt:
‘De ingevolge de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (…) geheven belasting, (…) geldt als voorheffing voor de ingevolge deze landsverordening te heffen inkomstenbelasting’.
Ingevolge artikel 11, lid 4, ALL wordt de ingehouden loonbelasting verrekend met de aanslag.
5.3
Artikel 41B LIB luidt:
‘1. Een aanslag wordt niet vastgesteld en verrekening van voorheffingen blijft achterwege tenzij:
(...)
c. de belastingplichtige binnen 18 maanden na afloop van het belastingjaar aangifte heeft gedaan.
2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt de aanslag vastgesteld op nihil en blijft verrekening van voorheffingen achterwege indien het totaal van die voorheffingen de verschuldigde belasting met niet meer dan ƒ150 te boven gaat.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid vindt restitutie op of invordering van een belastingaanslag slechts plaats indien het te restitueren of te vorderen bedrag meer bedraagt dan ƒ50.’
De Inspecteur voert het beleid om de termijn van 18 maanden, genoemd onder lid 1, letter c, uit te breiden tot 36 maanden.
5.4
Artikel 41B LIB is geschreven voor gevallen waarin de Inspecteur kan afzien van het opleggen van een aanslag; dan geldt de ingehouden loonbelasting als een eindheffing. Er kan echter in die gevallen onder voorwaarden door de belastingplichtige een teruggaaf van ingehouden loonbelasting worden verkregen. De belangrijkste voorwaarden zijn dat de teruggave meer dan Naf 150 bedraagt en dat aangifte is gedaan binnen 18 maanden na afloop van het belastingjaar.
5.5
De Inspecteur hoeft dus in bepaalde gevallen geen aanslag op te leggen, maar als hij wel een aanslag heeft opgelegd, mogelijk ambtshalve, dan volgt verrekening van voorheffingen op grond van artikel 11, lid 4, ALL en dus eventueel een teruggaaf daarvan (zeker als die meer bedraagt dan ƒ50, welk bedrag wordt genoemd in artikel 41B, lid 3, LIB). Alsdan fungeert de loonbelasting niet als eindheffing omdat er wél een aanslag is opgelegd, dus volgt automatisch verrekening van ingehouden loonbelasting. Deze verrekening kan leiden tot een teruggaaf van inhouding.
5.6
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is en dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Belanghebbende moet alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn bewaar. Tussen partijen staat vast dat het belastbare inkomen dient te worden gehandhaafd op Naf 125.158. De Raad gelast de Inspecteur om de voorheffingen ten bedrag van Naf 81.047 te verrekenen en een bedrag van Naf 35.159 te doen restitueren.
5.7
Het verzoek om een vergoeding van de kosten van bezwaar, wijst de Raad af, reeds omdat een dergelijk verzoek niet is gedaan in de fase van bezwaar

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep, verklaart belanghebbende ontvankelijk in bezwaar en vermindert de aanslag in de inkomstenbelasting tot een naar een belastbaar inkomen van Naf 125.158 met verrekening van de ingehouden loonbelasting van Naf 81.047.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H. Röben in tegenwoordigheid van de secretaris mevrouw M. Rienhart en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2010.