In deze zaak is belanghebbende in beroep gegaan tegen de beslissing van de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, die hem op 7 november 2008 niet-ontvankelijk verklaarde in zijn bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2003. De aanslag was opgelegd op 12 oktober 2007 en belanghebbende had op 21 juli 2008 bezwaar aangetekend. De Inspecteur stelde dat belanghebbende de termijn van 36 maanden voor het indienen van een aangifte niet had gerespecteerd, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor restitutie van voorheffingen. Belanghebbende betwistte de niet-ontvankelijkheid en stelde dat hij nooit een aanslag had ontvangen, en dat hij pas eind juli 2008 op de hoogte was geraakt van de aanslag tijdens een bespreking over een andere belastingaanslag. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende binnen een redelijke termijn bezwaar had ingediend, waardoor het bezwaar verschoonbaar te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat de Inspecteur de voorheffingen moest verrekenen en een bedrag van Naf 35.159 moest restitueren aan belanghebbende. Het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar werd afgewezen, omdat dit niet in de bezwaarfase was gedaan. De uitspraak werd gedaan op 24 september 2010.