In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 september 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over de ontvankelijkheid van het beroep en de belastingplicht van de belanghebbende. De belanghebbende, geboren op 24 juli 1939 en gehuwd met een vrouw uit Venezuela, had aanslagen inkomstenbelasting en premie AZV ontvangen voor de jaren 2002, 2003 en 2004. De belanghebbende stelde dat hij altijd woonachtig was in Venezuela en dat zijn woning in Aruba slechts als vakantiewoning diende. Hij had geen inkomsten uit de op Aruba opgerichte NV en stelde dat hij geen belastingplichtig was in Aruba omdat hij daar geen inkomen genoot.
De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 1 oktober 2004 bezwaar had gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting 2002, maar dat dit beroep niet tijdig was ingediend. De Raad verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk. Voor de overige aanslagen was het beroep wel tijdig ingediend, en de Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, waardoor deze beroepen ontvankelijk waren.
De Raad heeft vervolgens de vraag beoordeeld of de belanghebbende als inwoner van Aruba moest worden aangemerkt. De belanghebbende had verklaard dat hij zijn woonplaats in Aruba had, wat door de Raad werd bevestigd door zijn inschrijving in het bevolkingsregister. De Raad oordeelde dat de belanghebbende belastingplichtig was voor zijn wereldinkomen en dat hij de vereiste aangiften niet had gedaan. De Raad concludeerde dat de Inspecteur de aanslagen terecht had opgelegd en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de schatting van zijn belastbare inkomen te hoog was geweest. De Raad verklaarde het beroep voor de aanslag inkomstenbelasting 2002 niet-ontvankelijk en voor de overige aanslagen ongegrond.