ECLI:NL:ORBBNAA:2010:10

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2008/0538-0540
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhoudingsplicht en werkgeverschap in de relatie tussen belanghebbende en Venezolaanse afwerkers

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 september 2010, staat de vraag centraal of belanghebbende als werkgever kan worden aangemerkt van Venezolaanse afwerkers die betrokken zijn bij de installatie van keukentops en grafstenen. De Inspecteur had naheffingsaanslagen opgelegd op basis van de veronderstelling dat belanghebbende inhoudingsplichtig was voor de loonbelasting van deze afwerkers. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelt dat de afwerkers in dienst zijn van een Venezolaans bedrijf, dat hen betaalt en verantwoordelijk is voor hun werkzaamheden.

Het procesverloop begint met de naheffingsaanslagen die op 30 december 2003 zijn opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2001. Na een uitspraak van de Inspecteur in 2008, die de aanslagen handhaafde maar de verhogingen verminderde, is belanghebbende in beroep gegaan. Tijdens de zitting op 19 april 2010 is de gemachtigde van belanghebbende verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Inspecteur. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen.

De Raad concludeert dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat er een gezagsverhouding bestond tussen belanghebbende en de afwerkers. De enkele goedkeuring van de werkzaamheden door belanghebbende is onvoldoende bewijs voor een werkgeverschap. Bovendien heeft belanghebbende onbetwist verklaard dat de betalingen voor de afwerkers niet rechtstreeks aan hen, maar aan het Venezolaanse bedrijf zijn gedaan. Op basis van deze overwegingen heeft de Raad het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslagen vernietigd.

Uitspraak

Beschikking van 24 september 2010, nrs. 2008/0538-0540
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn op 30 december 2003 naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premieheffing volksverzekeringen met verhogingen opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2001.
1.2
Belanghebbende is op 19 december 2003 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraak van 31 oktober 2008 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen gehandhaafd, maar de verhogingen verminderd.
1.3
Belanghebbende is op 7 november 2008 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 19 april 2010 te Oranjestad zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en [B] namens de Inspecteur.
1.6
De Inspecteur heeft een pleitnota ingebracht.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende verkoopt keukentops en grafstenen van marmer en graniet. In de met de klanten afgesproken prijs is de installatie daarvan inbegrepen. De stenen worden in Venezuela bij [bedrijf Venezuela] ingekocht. In de inkoopprijs is de installatie en afwerking op Aruba door werknemers van de verkoper inbegrepen. Bij [bedrijf Venezuela] worden de stenen grotendeels gereed gemaakt, de afwerking vindt op Aruba plaats door medewerkers van [bedrijf Venezuela], die meekomen met het transport van de stenen naar Aruba. De afwerking van een keukentop duurt hoogstens 1 dag, die van een grafsteen 1 of 2 dagen. De medewerkers worden door [bedrijf Venezuela] betaald. [bedrijf Venezuela] betaalt ook hun vervoer en kosten van verblijf op Aruba. Incidenteel betaalt belanghebbende een maaltijd en een overnachting van een medewerker, namelijk wanneer het werk uitloopt bijvoorbeeld doordat er tekort aan cement is. De medewerkers van [bedrijf Venezuela] nemen geen gereedschap mee, dat stelt belanghebbende hen ter beschikking. [bedrijf Venezuela] vermeldt op zijn nota's twee bedragen. Een bedrag voor de steen en
eenbedrag voor de kosten van bewerking. De betaling door belanghebbende van de laatstbedoelde kosten zijn geboekt onder de noemer payroll.
2.2
De Inspecteur stelt dat de Venezolaanse afwerkers van de keukentops en de grafstenen in dienstbetrekking staan tot belanghebbende en dat de onder de rubriek payroll geboekte bedragen aan hen zijn verloond. Daarom heeft hij de omstreden naheffingsaanslagen opgelegd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende werkgeefster is van de afwerkers van de stenen en dus als hun inhoudingsplichtige geldt, zoals de Inspecteur stelt en belanghebbende ontkent.

4.Beoordeling van het geschil

5.1
De Inspecteur heeft naheffingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd, omdat zij werkgeefster zou zijn van de afwerkers uit Venezuela. Belanghebbende ontkent dat zij hun werkgeefster is geweest. Het is daarom aan de Inspecteur om te bewijzen dat de afwerkers hun werkzaamheden in gezagsverhouding tot belanghebbende verrichtten en voorts dat belanghebbende zich verplicht heeft hen daarvoor te belonen.
5.2
De Raad is van oordeel dat de Inspecteur niet geslaagd is in het leveren van het bewijs dat de afwerkers in gezagsverhouding tot belanghebbende hun werkzaamheden verrichten. De omstandigheid dat belanghebbende hun werk goedkeurde is niet het bewijs van een bestaan van een gezagsverhouding. Een goedkeuring door de opdrachtgever van geleverde werkzaamheden is immers ook eigen aan de arbeidsverhouding van aanneming van werk. De Inspecteur heeft evenmin voorbeelden geproduceerd van aanwijzingen die belanghebbende gaf bij de afwerking. De mededeling aan de afwerkers waar de plaats van de werkzaamheden is gelegen, is geen aanwijzing die kenmerkend is voor een aanwijzing als werkgever.
5.3
De Raad is van oordeel dat de Inspecteur ook niet geslaagd is in het leveren van het bewijs dat de afwerkers door belanghebbende worden verloond. Belanghebbende heeft onbetwist gesteld dat zij geen geld betaalde aan de afwerkers, maar aan [bedrijf Venezuela], die de afwerkers voor hun werk beloonde hetzij als onderaannemers van hem, hetzij als werknemers.
5.4
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is, de uitspraak niet in stand kan blijven en de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beschikkingen waarvan beroep alsmede de naheffingsaanslagen.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H. Roben in tegenwoordigheid van de secretaris mevrouw M. Rienhart, uitgesproken in het openbaar op 24 september 2010.