In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 september 2010, staat de vraag centraal of belanghebbende als werkgever kan worden aangemerkt van Venezolaanse afwerkers die betrokken zijn bij de installatie van keukentops en grafstenen. De Inspecteur had naheffingsaanslagen opgelegd op basis van de veronderstelling dat belanghebbende inhoudingsplichtig was voor de loonbelasting van deze afwerkers. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelt dat de afwerkers in dienst zijn van een Venezolaans bedrijf, dat hen betaalt en verantwoordelijk is voor hun werkzaamheden.
Het procesverloop begint met de naheffingsaanslagen die op 30 december 2003 zijn opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2001. Na een uitspraak van de Inspecteur in 2008, die de aanslagen handhaafde maar de verhogingen verminderde, is belanghebbende in beroep gegaan. Tijdens de zitting op 19 april 2010 is de gemachtigde van belanghebbende verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Inspecteur. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen.
De Raad concludeert dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat er een gezagsverhouding bestond tussen belanghebbende en de afwerkers. De enkele goedkeuring van de werkzaamheden door belanghebbende is onvoldoende bewijs voor een werkgeverschap. Bovendien heeft belanghebbende onbetwist verklaard dat de betalingen voor de afwerkers niet rechtstreeks aan hen, maar aan het Venezolaanse bedrijf zijn gedaan. Op basis van deze overwegingen heeft de Raad het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslagen vernietigd.