ECLI:NL:ORBBNAA:2010:1

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
14 januari 2010
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
2008/0068
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op proceskostenvergoeding en hoorplicht in belastingzaken

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 14 januari 2010, staat centraal of de belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten in bezwaar en of zij gehoord had moeten worden in de bezwaarfase. De belanghebbende, een N.V. gevestigd te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag winstbelasting van Naf 18.000 met een boete van Naf 900, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur had het bezwaar op 10 januari 2008 gegrond verklaard en de aanslag en boete verminderd tot nihil. Echter, de belanghebbende verzocht om een schadevergoeding van Naf 350 en om gehoord te worden, wat niet is gebeurd.

De Raad oordeelt dat de Inspecteur de belanghebbende had moeten horen, aangezien zij hier expliciet om had verzocht. De Raad stelt vast dat de Inspecteur de kosten van de belanghebbende in verband met het bezwaar niet had vergoed, wat in strijd is met de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL). De Raad concludeert dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd, omdat de belanghebbende sinds 1 januari 2004 deel uitmaakte van een fiscale eenheid en dus niet zelfstandig belastingplichtig was. De Raad oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van Naf 350, omdat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld.

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van de kosten van het bezwaar, en bepaalt dat de belanghebbende recht heeft op de gevraagde vergoeding ten laste van de Landskas. De kosten van de beroepsfase komen echter niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien de ALL hiervoor geen grondslag biedt. Dit verzoek dient bij de civiele rechter te worden ingediend.

Uitspraak

Beschikking d.d.14 januari 2010, nr. 2008/0068
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
X N.V., te Curaçao, belanghebbende,
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.

1.Het procesverloop

1.1.
Met dagtekening 15 juni 2007 is aan belanghebbende voor het jaar 2005 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd naar een bedrag van Naf 18.000 met een boete van Naf 900.
1.2.
Aan het tegen deze aanslag en boete op 3 juli 2007, dus tijdig, gemaakte bezwaar, is bij uitspraak van 10 januari 2008 door de Inspecteur tegemoetgekomen. De Inspecteur heeft de aanslag en de boete verminderd tot nihil.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op 29 januari 2008, tijdig, beroep ingesteld bij de Raad.
1.4.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5.
Ter zitting van 28 april 2009 te Willemstad is namens belanghebbende verschenen A en B. Namens de Inspecteur is verschenen C. Het onderzoek ter zitting is hervat op 23 oktober 2009 in verband met de gewijzigde samenstelling van de Raad. Namens belanghebbenden zijn verschenen A en B. Namens de Inspecteur is verschenen D.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Op 19 juli 2004 is mede namens belanghebbende een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (hierna: LWB) om belanghebbende op te nemen in een zogenaamde fiscale eenheid met haar moedermaatschappij Y Holding B.V. De Inspecteur heeft op 6 juli 2006 het verzoek ingewilligd met ingang van 1 januari 2004 bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2.3.
Belanghebbende heeft haar bezwaar tegen de naheffingsaanslag over het jaar 2005 gemotiveerd met een verwijzing naar de omstandigheid dat zij sinds 1 januari 2004 deel uitmaakt van de fiscale eenheid met Y Holding B.V. en zij derhalve sinds die datum, dus ook in het jaar 2005, niet meer zelfstandig belastingplichtig is voor de LWB. In het bezwaar is een afschrift bijgevoegd van de in 2.2 genoemde beschikking.
2.4.
De naheffingsaanslag is overeenkomstig het bezwaar verminderd tot nihil.
2.5.
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift om een schadevergoeding verzocht op grond van artikel 32a van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL). Tevens heeft belanghebbende verzocht om te worden gehoord op grond van artikel 30, lid 4, van de ALL indien aan haar bezwaren tegen de naheffingsaanslag en de boete of aan haar verzoek om schadevergoeding niet geheel tegemoetgekomen zou worden. Het bedrag van de verzochte vergoeding is Naf 350.
2.6.
De Inspecteur heeft de verzochte schadevergoeding niet toegekend. Belanghebbende is niet door de Inspecteur gehoord.

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, dient te vergoeden, en het antwoord op de vraag of belanghebbende had dienen te worden gehoord. Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend en de Inspecteur beantwoordt ze ontkennend.
3.2.
Belanghebbende verzoekt tevens om vergoeding van de in de beroepsfase gemaakte kosten.
3.3.
Partijen doen haar standpunten steunen op de gronden welke daartoe door haar zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat het bedrag van Naf 350 gelijk staat aan zijn honorarium voor een uur.

4.Beoordeling

4.1.
De Raad is van oordeel dat de Inspecteur de belanghebbende had moeten horen nu zij daarom expliciet had verzocht (artikel 30 lid 4, van de ALL).
4.2.
Belanghebbendes verzoek om vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten, is kennelijk afgewezen door de Inspecteur. De Inspecteur heeft immers niet op het verzoek beslist bij zijn beslissing op bezwaar zoals artikel 32a, lid 2, van de ALL vereist.
4.3.
Op grond van artikel 32a, lid 1, van de ALL worden kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend vergoed voor zover de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen.
4.4.
Uit de onder 2.2 tot en met 2.4 genoemde feiten en omstandigheden komt naar voren dat een naheffingsaanslag is opgelegd, ondanks dat – naar het oordeel van de Raad – de Inspecteur had kunnen en moeten weten dat belanghebbende geen zelfstandig belastingplichtige meer was sinds 1 januari 2004. Nu de Inspecteur geen afdoende verklaring heeft gegeven waarom de naheffingsaanslag is opgelegd, is naar het oordeel van de Raad de gehele naheffingsaanslag door een ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht genomen. De Raad is voorts van oordeel dat belanghebbende de aangevoerde kosten redelijkerwijs heeft moeten maken voor het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete, nu het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende in redelijkheid is geschied. De door belanghebbende berekende kosten van Naf. 350 redelijk zijn.
4.5.
Het verzoek van belanghebbende om vergoeding voor de in de beroepsfase gemaakte kosten, kan niet worden gehonoreerd. De kosten van de behandeling van het beroep komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de ALL voor de vergoeding van die kosten geen grondslag biedt. Het verzoek dient bij de civiele rechter te worden ingediend.

5.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar doch slechts voor zover de uitspraak ziet op het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar, en bepaalt dat aan belanghebbende op grond van artikel 32a van de ALL Naf 350 dient te worden vergoed ten laste van s’Lands kas.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage Th. Groeneveld en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2010.