Uitspraak
zitting houdende op Aruba,
1.Het procesverloop
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil en standpunten van partijen
4.Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
eenkeer van haar heeft overgenomen, zoals zij aanvankelijk heeft gesteld. Het staat vast dat de studieschuld niet tot het fiscaal geruisloos ingebrachte ondernemingsvermogen behoorde; de omstandigheid dat de schuld na omzetting in een naamloze vennootschap in de balans is opgenomen vormt onvoldoende bewijs voor de pretense schuldovername. De studieschuld aan het Land Aruba is hoe dan ook een persoonlijke schuld van [C] gebleven. Het is daarentegen aannemelijk, naar het oordeel van de Raad, dat belanghebbende aan [C] bij indiensttreding heeft toegezegd dat zij de jaarlijkse aflossingsverplichting jegens het Land Aruba aan haar zal vergoeden. De Raad is van oordeel dat deze toezegging, ook al is zij mondeling gedaan, op zakelijke gronden berust. Daarbij neemt de Raad aan dat de toezegging, evenals maatschappelijk gebruikelijk is bij het aantrekken door werkgevers van medici en fiscalisten, is gedaan onder de voorwaarde dat [C] voor belanghebbende blijft werken. De als "overname van de studieschuld" omschreven toezegging aan [C] is bedoeld geweest als een beloning voor haar indiensttreding en toekomstige arbeidsprestaties. Goed koopmansgebruik brengt mee dat het bedrag van de jaarlijkse vergoeding van de aflossing als loon(kosten) in aanmerking wordt genomen.