ECLI:NL:ORBBACM:2015:54

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2003/51697, 2004/56438 en 2005/56439
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van managementvergoedingen als arbeidsvergoedingen in belastingzaken

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 februari 2015 uitspraak gedaan over de belastingaanslagen van belanghebbende J.M. van Schaijk voor de jaren 2003, 2004 en 2005. De zaak betreft de vraag of de managementvergoedingen die door [N.V. 1] aan JVS N.V. zijn betaald, in feite moeten worden aangemerkt als persoonlijke arbeidsvergoedingen aan belanghebbende. Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep gesteld dat de inspecteur ten onrechte is afgeweken van de ingediende aangiften en dat hij zich kan beroepen op een eerder afgegeven ruling. De inspecteur heeft de aanslagen gehandhaafd, maar de Raad oordeelt dat belanghebbende terecht vertrouwt op de ruling en dat de inspecteur deze niet zonder intrekking kan negeren. De Raad heeft ook geoordeeld dat de rentevergoeding op de rekening-courantschuld van belanghebbende aan JVS aftrekbaar is. Uiteindelijk heeft de Raad de aanslagen vernietigd, omdat de belastbare inkomens van belanghebbende voor de betreffende jaren negatief zijn.

Uitspraak

Beschikking van 11 februari 2015, nrs. 2003/51697, 2004/56438 en 2005/56439
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba
inzake:
J.M. van Schaijk,belanghebbende,
gemachtigde C.J.B. Oldenhof,
tegen

de Inspecteur der Belastingen.

1.Het procesverloop

2003

1.1
Aan belanghebbende is op 27 mei 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2003 naar een belastbaar inkomen van Afl 163.365.
1.2
Belanghebbende is op 16 februari 2009 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 2 september 2011 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 8 september 2011 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
Belanghebbende heeft het beroep op 15 mei 2012 gemotiveerd.
1.4
De Inspecteur heeft op 17 mei 2013 een vertoogschrift ingediend.
2004
1.5
Aan belanghebbende op 27 mei 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2004 naar een belastbaar inkomen van respectievelijk Afl 185.725.
1.6
Belanghebbende is op 16 februari 2009 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 2 september 2011 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.7
Belanghebbende is op 8 september 2011 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
Belanghebbende heeft het beroep op 15 mei 2012 gemotiveerd.
1.8
De Inspecteur heeft op 15 mei 2013 een vertoogschrift ingediend.
2005
1.9
Aan belanghebbende is op 28 februari 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2005 naar een belastbaar inkomen van Afl 141.919.
1.1
Belanghebbende is op 27 april 2011 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 2 september 2011 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.11
Belanghebbende is op 8 september 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Belanghebbende heeft het beroep op 15 mei 2012 gemotiveerd.
1.12
De Inspecteur heeft op 17 mei 2013 een vertoogschrift ingediend.
Algemeen
1.13
Belanghebbende heeft op 18 juni 2013 nadere stukken ingediend, waaronder verkorte balansen en winst- en verliesrekeningen over de jaren 1994 t/m 2011 van JVS N.V.
1.14
De Inspecteur heeft op 26 maart 2014 op dit nadere stuk een reactie ingediend.
1.15
De zaken zijn behandeld ter zitting te Oranjestad op 25 oktober 2012, op 22 mei 2013 en op 1 april 2014.
1.16
Ter zitting van 1 april 2014 zijn verschenen namens belanghebbende de gemachtigde [A] en namens de Inspecteur [B] en [C].
1.17
Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende is sinds februari 1993 als bestuurder in dienst van JVS N.V. (hierna: JVS). Tot 1 januari 2012 was [D], met wie belanghebbende tot november 2011 was gehuwd, eveneens bestuurder van JVS. JVS verricht diensten voor verscheidene Arubaanse vennootschappen, waarvoor JVS managementvergoedingen ontvangt.
2.2
Belanghebbende was tot maart 1994 tevens als bestuurder in dienst van N.V. 1. Daarna is JVS bestuurder geworden van [N.V. 1]. Ter zake van de fiscale gevolgen voor de belastingheffing van JVS en belanghebbende van deze `bestuurderswissel' (omzetting) heeft belanghebbende door middel van een verzoek om een ruling de Inspecteur gevraagd goed te keuren "zijn huidige arbeidsovereenkomst om te zetten in een managementovereenkomst tussen de huidige werkgever en een management vennootschap JVS waarvan ondergetekende enig aandeelhouder en directeur is".
De inspecteur heeft het verzoek op 2 maart 1994 ingewilligd.
2.3
Bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2003 tot en met 2005 is de Inspecteur afgeweken van de ingediende aangiften. Daarbij heeft hij het salaris van belanghebbende (van JVS) steeds verhoogd tot het bedrag van de managementvergoedingen die in de desbetreffende jaren door JVS van [N.V. 1] werden ontvangen. Daarnaast heeft de Inspecteur de aftrek van buitengewone lasten gecorrigeerd.

3.Geschil

Tussen partijen is na de behandelingen ter zitting nog in geschil het antwoord op de vraag of de door [N.V. 1] aan JVS betaalde managementvergoedingen in feite zijn aan te merken als door [N.V. 1] - in de hoedanigheid van werkgever van belanghebbende - aan belanghebbende persoonlijk toegekende arbeidsvergoedingen. Tevens is in geschil de omvang van de aftrekbare rente ter zake van een rekening-courant tussen belanghebbende en JVS.

4.De standpunten van partijen

Belanghebbende is primair van mening dat voor alle in geschil zijnde jaren de door de inspecteur afgegeven ruling nog gold en dat belanghebbende daaraan het in rechte te beschermen vertrouwen kon ontlenen dat de door [N.V. 1] aan JVS betaalde managementvergoedingen geaccepteerd zouden worden. Subsidiair is belanghebbende van mening dat in het onderhavige geval JVS zijn werkgever is en dat de door JVS ontvangen managementvergoedingen door [N.V. 1] terecht aan JVS zijn betaald en niet aan hem kunnen worden toegerekend.
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende geen beroep op de afgegeven ruling kan doen omdat belanghebbende zich niet aan de bij de ruling overeengekomen voorwaarden heeft gehouden.
Subsidiair stelt de inspecteur dat er door het omzetten van de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [N.V. 1] in een overeenkomst tussen [N.V. 1] en JVS geen wezenlijke veranderingen zijn opgetreden en dat daarom de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [N.V. 1] is blijven bestaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Belanghebbende beroept zich primair op het bij hem in rechte te beschermen vertrouwen dat is gewekt door de ruling van 2 maart 1994. De desbetreffende ruling is afgesloten voor een periode van 5 jaar met stilzwijgende verlenging "tenzij de omstandigheden over 5 jaar van dien aard zijn dat tot intrekking van de goedkeuring moet worden overgegaan", aldus de inspecteur.
In de uitspraak op bezwaar d.d. 2 september 2011 schrijft de inspecteur: "Middels dit schrijven wordt de afgegeven ruling herroepen. U c.q. JVS NV kunt/kan vanaf de dagtekening van dit schrijven geen rechten meer ontlenen aan genoemde ruling".
5.2
De Raad is van oordeel dat belanghebbende zich, gelet op het onder 5.1 hiervoor vermelde, terecht beroept op het bij hem in rechte te beschermen vertrouwen dat de afgegeven ruling in de onderhavige jaren nog steeds gold en het de inspecteur niet vrijstond van deze ruling af te wijken, voordat er sprake zou zijn van intrekking van de ruling door de inspecteur, in casu op 2 september 2011 (met ingang van, naar moet worden aangenomen, 1 januari 2012). De Raad heeft hierbij voorts in aanmerking genomen dat belanghebbende in zijn verzoek om een ruling af te geven weliswaar schrijft dat hij op dat moment circa 30% van zijn tijd besteedt aan het "managen" van [N.V. 1] en dat naderhand is gebleken dat die tijdsbesteding in de onderhavige jaren meer was geworden dan genoemde 30%, maar dat door de inspecteur geen voorwaarden aan de ruling zijn gesteld, ook niet ter zake van de maximaal door belanghebbende aan het "managen" van [N.V. 1] te besteden tijd.
5.3
Het gelijk met betrekking tot het eerste geschilpunt is aan belanghebbende.
5.4
Met betrekking tot het tweede geschilpunt merkt de Raad op dat, nu belanghebbende akkoord is gegaan met het voorstel van de Inspecteur om over de rekening—courantschuld van belanghebbende aan JVS een rentevergoeding van 8% in plaats van de gehanteerde 4 % te berekenen en het resulterende renteverschil van 4% is bijgeboekt op de desbetreffende rekening-courantschuld van belanghebbende aan JVS, die bijgeboekte rente binnen de wettelijke grenzen bij belanghebbende aftrekbaar is.
5.5
Het gelijk met betrekking tot het tweede geschilpunt is eveneens aan belanghebbende.
5.6
Op grond van het vorenoverwogene en gelet op hetgeen overigens uit de gedingstukken kan worden afgeleid, komt de Raad tot de slotsom dat belanghebbendes belastbare inkomens voor de onderhavige jaren een negatief bedrag belopen en dat de onderhavige aanslagen daarom moeten worden vernietigd.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en vernietigt de aanslagen.
Aldus gedaan in raadkamer op door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in
tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2015.
Rechtsgebied:Belastingrecht
Zijn managementvergoedingen in casu in feite aan te merken als door aan belanghebbende persoonlijk toegekende arbeidsvergoedingen, vertrouwensbeginse