ECLI:NL:ORBBACM:2014:39

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
2012/59256
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar en hoogte aanslag AOV/AWW voor belanghebbende in belastingzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag in de premie AOV/AWW voor het jaar 2009. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 1 september 2014 uitspraak gedaan. Belanghebbende had op 6 mei 2011 een aanslag ontvangen, waartegen hij op 18 november 2011 bezwaar maakte. De Inspecteur verklaarde het bezwaar niet ontvankelijk, maar de Raad oordeelde dat dit onterecht was. De Raad stelde vast dat de aanslag niet op juiste wijze aan belanghebbende bekend was gemaakt, waardoor hij niet in verzuim was. De Raad verklaarde belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar.

Daarnaast was er een geschil over de hoogte van de aanslag. Belanghebbende betwistte de berekening van de premie door de Inspecteur en stelde dat deze onjuist was. De Raad oordeelde dat de Inspecteur de premie correct had berekend op basis van de geldende wetgeving. De Raad concludeerde dat de aanslag moest worden gehandhaafd, maar dat belanghebbende recht had op een vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in de bezwaarfase, vastgesteld op Naf. 100. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd en het bezwaar van belanghebbende werd alsnog ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 september 2014, nr. 2012/59256
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur]

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 6 mei 2011 een aanslag in de premie AOV/AWW opgelegd voor het jaar 2009 naar een belastbaar premie-inkomen van Naf. 58.164, ten bedrage van Naf. 8.143.
1.2
Belanghebbende is op 18 november 2011 in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Hij heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om toekenning van een vergoeding van de gemaakte bezwaarkosten. Bij uitspraak van 24 augustus 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar niet ontvankelijk verklaard en de aanslag ambtshalve verminderd tot een bedrag Naf. 3.618; op belanghebbendes verzoek om een kostenvergoeding is niet beslist.
1.3
Belanghebbende is op 24 oktober 2012 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 27 maart 2014 te Willemstad zijn verschenen de gemachtigde voornoemd, vergezeld van [B], alsmede [C] namens de Inspecteur, vergezeld van [D].
1.6
Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en, de gemachtigde met bijlagen, overgelegd. De Inspecteur heeft van de bijlagen kunnen kennis nemen en zich daarover kunnen uitlaten.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1.
Belanghebbende heeft in zijn op 28 december 2010 ingediende aangifte AOV/AWW en AVBZ vermeld dat hij zich per 1 september 2009 heeft gevestigd op Curacao. Het aangegeven premie-inkomen beloopt Naf. 58.164. Op het biljet is als adres van belanghebbende vermeld: [adres 1].
2.2
Belanghebbende heeft de penshonadostatus verkregen, aanvankelijk (bij brief van de Inspecteur van 24 april 2010) onder de voorwaarde dat hij binnen een termijn van 18 maanden een woning met een waarde van minimaal Naf. 450.000 zou aanschaffen. Bij brief, per e-mail van 17 januari 2011, heeft de gemachtigde van belanghebbende de Inspecteur doen weten dat belanghebbende op 16 augustus 2010 een kwalificerende woning, met een waarde van € 410.000, had gekocht. Met die brief is de akte van levering meegezonden van de woning [adres 1].
2.3.
Bij brief van de Inspecteur van 22 februari 2011 is aan de gemachtigde bevestigd dat
belanghebbende aan alle voorwaarden voor toepassing van de penshonado-regeling heeft voldaan, nu hij tijdig een kwalificerende woning heeft aangeschaft. De Inspecteur schrijft dat belanghebbende "in onze systemen als penshonado opgenomen (zal) worden".
2.4.
Voor aankoop van de woning aan [adres 1] huurde belanghebbende een woning op het
[adres 2].
2.5.
De onderhavige aanslag is met dagtekening 6 mei 2011 gezonden naar het [adres 2]. Het
bedrag van de aanslag beloopt Naf. 8.143, zijnde de jaarpremie over het aangegeven premie-inkomen van Naf. 58.164.
2.6.
Op de door de Inspecteur overgelegde print van, naar de Raad begrijpt, een pagina uit het
geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst is als "Algemene mutatie" vermeld dat de adreswijziging van belanghebbende is verwerkt op 11 november 2011.
2.7.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende wegens
termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft de premie AOV/AWW vervolgens ambtshalve verminderd tot een tijdsevenredige premie, berekend als: 120/360 x Naf. 10.856 (zijnde de maximale jaarpremie) = Naf. 3.618. Op het verzoek van belanghebbende om toekenning van een vergoeding van de kosten van het bezwaar heeft zij geen beslissing genomen.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur het bezwaarschrift van belanghebbende terecht niet ontvankelijk heeft verklaard, of de Inspecteur de hoogte van de door belanghebbende verschuldigde premie over de periode van binnenlandse belastingplicht (september tot en met december 2009) juist heeft berekend en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van zijn kosten ter zake van het bezwaar.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Belastingdienst wist of had kunnen weten dat belanghebbende op 6 mei 2011 op het [adres 1] woonde en dat de termijnoverschrijding van het bezwaar hem daarom niet is aan te rekenen. Belanghebbende heeft in de week van 7 november 2011 in de brievenbus aan [adres 2] (welke woning leeg stond) gekeken en aldaar onder meer een aanmaning (d.d. 19 juli 2011) en een dwangschrift (d.d. 20 oktober 2011) betreffende de onderhavige aanslag aangetroffen. Eerst toen is hij met het bestaan van de aanslag bekend geraakt. Hij heeft vervolgens zo spoedig mogelijk (op 18 november 2011) bezwaar tegen de aanslag doen maken.
4.2.
Belanghebbende stelt voorts dat de tijdsevenredige premie door de Inspecteur onjuist is berekend. Belanghebbende berekent de premie op 120/360 x Naf. 8.142 (zijnde de jaarpremie over het aangegeven premie-inkomen) = Naf. 2.714.
4.3.
Belanghebbende stelt tot slot dat de Inspecteur, door niet reeds bij de aanslagregeling de
verschuldigde premie te herleiden van een jaarpremie naar een tijdsevenredige premie, ernstig onzorgvuldig gehandeld. De stelling dat belanghebbende ten onrechte in de bezwaarfase niet is gehoord, heeft belanghebbende ter zitting als geschilpunt ingetrokken.
4.4.
De Inspecteur stelt dat de onderhavige aanslag op 7 april 2011 administratief is geregeld en dat de adreswijziging van belanghebbende in het systeem van, de Belastingdienst is gewijzigd naar aanleiding van een mail, maar dat de datum van de mail niet is geregistreerd.
De Inspecteur stelt zich voorts op het standpunt dat de premie bij de uitspraak op bezwaar juist is berekend. Bij de aanslagregeling is een tikfout gemaakt waardoor niet de werkelijk in Curaçao verbleven dagen zijn ingegeven en de premie niet juist is berekend. Er is geen sprake van ernstig onzorgvuldig handelen en belanghebbende heeft geen recht op een bezwaarkostenvergoeding.
4.5.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid bezwaar

5.1
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) kon belanghebbende binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van de aanslagen bij de Inspecteur in bezwaar komen.
Ten aanzien van een na het verstrijken van die termijn ingediend bezwaarschrift blijft, ingevolge het bepaalde in het vijfde lid van artikel 17 ALB, niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
5.2
De Raad is van oordeel dat, gelet op hetgeen is vermeld in 2.1 tot en met 2.6, moet worden aangenomen dat de onderhavige aanslag als gevolg van een verzuim van de Inspecteur niet op
dejuiste wijze aan belanghebbende bekend is gemaakt. Belanghebbende heeft, naar aannemelijk is te achten, na het bekend raken met de aanslag zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk was, bezwaar daartegen gemaakt. Onder deze omstandigheden is de Raad van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk geacht. De Raad zal belanghebbende alsnog in dat bezwaar ontvankelijk verklaren.
Hoogte aanslag
5.3
Partijen verschillen van mening over de wijze waarop de premie naar tijdsevenredigheid moet worden herleid. Belanghebbende stelt dat moet worden uitgegaan van de jaarpremie over het aangegeven inkomen en dat op die premie vervolgens de toepasselijke breuk (120/360) moet worden toegepast. De Inspecteur stelt dat eerst het premie-inkomen moet worden herleid tot een jaarinkomen en de daarbij behorende premie, en dat vervolgens die premie (in casu: de maximale premie) naar tijdsevenredigheid moet worden berekend.
5.4
In hoofdstuk IV, artikel 23 e.v., van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (hierna: Lv AOV) worden de "op te brengen middelen" geregeld, te weten de premieheffing. Artikel 26 bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
1. De premie wordt, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, geheven naar de maatstaf van het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen en vastgesteld in een percentage van dat inkomen. Ten aanzien van degene, die slechts een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest, treedt dit gedeelte voor het kalenderjaar in de plaats.
2. Onder inkomen wordt verstaan: het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (. . .).
3. Indien het inkomen meer bedraagt dan NAF. 77.544,- per jaar [Raad: voor 2009], wordt over dat meerdere geen premie geheven. Het bedrag van NAF. 77.544,- wordt naar tijdsruimte evenredig verlaagd ten aanzien van degene, die niet het gehele jaar verzekerd is geweest.
4. (• • .)
5.5
Op grond van het in lid 3 van artikel 26 Lv AOV bepaalde dient het maximum premie-inkomen eerst te worden herleid tot het tijdsevenredige maximum premie-inkomen voor de periode dat belanghebbende verzekerd was, ofwel (naar tussen partijen niet in geschil is) tot 120/360 daarvan, zijnde Naf. 25.848. Belanghebbendes inkomen bedraagt voor die periode Naf. 58.164 en dus meer dan het maximum premie-inkomen; hij is mitsdien de maximale premie verschuldigd.
Deze is, voor een periode van 120/360 van het gehele jaar, ingevolge het eerste lid van artikel 26 Lv AOV te berekenen op 120/360 x Naf. 10.856 ofwel Naf. 3.618. Bij de uitspraak op bezwaar is de premie derhalve terecht naar dat bedrag verminderd.
5.6
De opvatting van belanghebbende, dat de regels van het Landsbesluit houdende algemene
maatregelen, van 26 juli 1960, ter uitvoering van artikel 8 lid 7 van de Lv AOV zouden moeten worden toegepast, deelt de Raad derhalve niet. De Lv AOV is na haar inwerkingtreding diverse malen gewijzigd. Artikel 8 lid 7 is daarbij komen te vervallen. Het huidige artikel 8 is opgenomen in het Hoofdstuk betreffende het recht op ouderdomspensioen en niet op de premieheffing van toepassing.
5.7
In het tweede geschilpunt is het gelijk derhalve aan de Inspecteur.
Proceskostenvergoeding bezwaarfase
5.8
Artikel 32a van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) kent in het eerste lid aan de belastingplichtige die daarom verzoekt een vergoeding toe van de kosten die in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Het recht op vergoeding bestaat alleen voor zover de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen.
Ingevolge
deBeschikking proceskostenvergoeding bezwaarfase belastingzaken (P.B. 2010, nr. 65, hierna: de Beschikking), zijnde de ministeriele beschikking bedoeld in het derde lid van voormeld artikel, wordt de kostenvergoeding forfaitair bepaald.
5.9
Naar het oordeel van de Raad is in het onderhavige geval sprake van ernstige onzorgvuldigheid bij het tot stand komen van de voor bezwaar vatbare beschikking. Het had aan de Inspecteur immers volstrekt duidelijk moeten zijn dat belanghebbende vanwege de datum van zijn immigratie niet het gehele jaar 2009 premieplichtig is. Belanghebbende heeft dat ook vermeld in zijn aangifte en blijkens de op de door de Inspecteur overgelegde kopie van dat aangiftebiljet handgeschreven aantekening '120 dagen' (blz. 2, sub 1c) heeft de aanslagregelende ambtenaar dat ook onderkend. Dat belanghebbende in bezwaar heeft moeten komen en daarvoor kosten heeft moeten maken is dan ook aan de ernstige onzorgvuldigheid van de Belastingdienst te wijten.
5.1
De Raad zal op grond van het vorenoverwogene aan belanghebbende een vergoeding van zijn
kosten toekennen en deze vaststellen overeenkomstig het in de bij de Beschikking behorende bijlage opgenomen tarief. Voor het onderhavige geval zijn dat de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Beschikking stelt de Raad bet bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op: 1 (proceshandeling: indienen bezwaarschrift) x Naf. 100 x 1 (wegings factor) = Naf. 100
Slotsom
5.11
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het beroep gegrond is en de uitspraak niet in stand kan blijven. Belanghebbendes bezwaar dient alsnog ontvankelijk te worden verklaard, de aanslag dient te worden gehandhaafd en aan belanghebbende dient een kostenvergoeding te worden toegekend.

6.Beslissing

De Raad verklaart bet beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep, verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar, handhaaft de aanslag in de premie A0V/AWW voor het jaar 2009 zoals bij de ambtshalve verminderingsbeschikking van 24 augustus 2012 vastgesteld en veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte bezwaarkosten tot een bedrag van Naf. 100.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. MT. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. B. Jussen en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2014. Deze uitspraak is ondertekend door, mr. S. Verheijen, huidige voorzitter van de Raad van Beroep in Belastingzaken tevens lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, nu de voorzitter en de leden die over deze zaak hebben gezeten daartoe buiten staat zijn.