Uitspraak
zitting houdende in Sint Maarten
gemachtigde [A],
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
3.Geschil
De standpunten van partijen
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 maart 2014 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van onderwijskosten door een ex-patriate. De belanghebbende had aanslagen inkomstenbelasting ontvangen over de jaren 2009 en 2010, waartegen zij bezwaar had aangetekend. De Inspecteur handhaafde de aanslagen, waarna de belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 31 oktober 2013 in Philipsburg zijn de gemachtigden van de belanghebbende en de Inspecteur verschenen.
De belanghebbende, die als ex-patriate werd aangemerkt, had in 2009 en 2010 jaarlijks kosten van NAf. 20.000 gemaakt voor het onderwijs van haar twee kinderen. Deze kosten waren niet door de werkgever vergoed. Het geschil draaide om de vraag of de belanghebbende op grond van het gelijkheidsbeginsel recht had op aftrek van deze kosten. De belanghebbende stelde dat de kosten op basis van de Beschikking ex-patriates 1998 onbelast vergoed hadden mogen worden, terwijl de Inspecteur betoogde dat er geen recht op aftrek bestond.
De Raad overwoog dat de ex-patriatesregeling is bedoeld om bepaalde deskundige werknemers aan te trekken en dat de kosten voor onderwijs van kinderen van ex-patriates onder bepaalde voorwaarden onbelast vergoed kunnen worden. De Raad concludeerde dat het gelijkheidsbeginsel niet leidde tot recht op aftrek van de onderwijskosten, omdat de belanghebbende geen vergoeding ontving. De Raad verklaarde de beroepen ongegrond, omdat er geen andere basis was voor aftrek van de kosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een vergoeding door de werkgever om in aanmerking te komen voor belastingaftrek.