Uitspraak
zitting houdende in Curaçao
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen in de winstbelasting voor de jaren 1998 en 1999, die zijn opgelegd met dagtekening 16 januari 2003 en 14 februari 2003. De naheffingsaanslagen werden vergezeld van vergrijpboeten. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, waarna de inspecteur op 18 november 2005 de aanslagen en boeten heeft verminderd. Vervolgens heeft belanghebbende op 16 januari 2009 opnieuw bezwaar gemaakt, ditmaal tegen de uitspraken op bezwaar, en is op 2 november 2011 in beroep gegaan. De inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend. Tijdens de zitting op 28 maart 2014 in Willemstad zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek, waarvan de bevindingen zijn vastgelegd in een controlerapport. De naheffingsaanslagen zijn verminderd, maar de vergrijpboeten zijn gehandhaafd. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de naheffingsaanslagen te laat zijn opgelegd en heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Raad oordeelt dat de naheffingsaanslagen binnen de geldende termijn zijn opgelegd en dat de boeten terecht zijn gehandhaafd, ondanks de lange duur van de procedure.
De Raad heeft het verzoek van belanghebbende om vergoeding van kosten van rechtshulp afgewezen, omdat dit verzoek niet tijdig is gedaan en de Raad niet bevoegd is om proceskosten te vergoeden. De Raad verklaart het beroep gegrond voor zover het de boetebeschikkingen betreft, vernietigt deze en handhaaft de naheffingsaanslagen. De uitspraak is gedaan in raadkamer door de rechters en openbaar uitgesproken op 1 september 2014.