Uitspraak
zitting houdende in Curaçao
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 september 2014 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag, die betrekking had op het tijdvak 2009, was opgelegd op 19 april 2010 en bedroeg Naf. 500, met een verzuimboete van Naf. 50. De belanghebbende heeft tijdig bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag in zijn uitspraak van 11 mei 2011. Hierop heeft de belanghebbende op 27 juni 2011 beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 27 mei 2014 in Willemstad heeft de Inspecteur, vertegenwoordigd door mw. [A], zijn standpunt toegelicht. De kern van het geschil was of de belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting tijdig had betaald. De belanghebbende stelde dat zij het bedrag van Naf. 500 wel degelijk had voldaan, wat zij onderbouwde met bewijsstukken, waaronder een kwitantie van de Ontvanger en een bankafschrift waaruit de betaling bleek.
De Raad heeft de overgelegde bewijsstukken en de verklaringen van de Inspecteur in overweging genomen. Gezien de omstandigheden en de bewijsvoering heeft de Raad geoordeeld dat de belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting tijdig had betaald. De naheffingsaanslag werd daarom ten onrechte opgelegd. De Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de naheffingsaanslag als de boetebeschikking. Deze uitspraak werd gedaan in raadkamer door de rechters M.T. Boerlage, G.J. van Muijen en E.F. Faase, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2014.