Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil
4.De standpunten van partijen
5.Beoordeling van het geschil
in bezit en in gebruik was van de belanghebbende, waarbij:
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 maart 2014 uitspraak gedaan over de vrijstelling van invoerrechten voor een personenauto. De belanghebbende, ingeschreven in Curaçao, had op 24 augustus 2009 een tweedehands auto gekocht in de Verenigde Staten. De auto was tot 24 augustus 2010 in gebruik bij haar echtgenoot in de VS, waarna deze op 18 september 2010 naar Curaçao werd verscheept. De Douane had het verzoek om vrijstelling van invoerrechten afgewezen, omdat de auto niet minimaal een jaar in bezit en gebruik was bij de belanghebbende of haar gezin voorafgaand aan de inscheping. De belanghebbende stelde dat de auto wel degelijk aan de 1-jaarseis voldeed, omdat het gebruik door haar echtgenoot aan haar kon worden toegerekend.
De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende de auto op 24 augustus 2009 in gebruik heeft genomen en dat het gebruik door de echtgenoot in de periode dat de belanghebbende in Curaçao was, als gebruik door de belanghebbende kan worden beschouwd. De Raad oordeelde dat de Directeur van de Douane ten onrechte had gesteld dat de auto niet aan de 1-jaarseis voldeed. De Raad heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en de beschikking van de Douane gewijzigd, zodat het verzoek om vrijstelling van invoerrechten werd ingewilligd.