ECLI:NL:ORBBACM:2013:9

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
15 januari 2014
Zaaknummer
2011/52343, 52344, 52346, 52347, 52349
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tariefindeling van ingevoerde vruchtensappen en vitaminedranken door de Douane

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van ingevoerde producten onder de juiste tariefposten. De belanghebbende, [X N.V.], had verschillende producten, waaronder vruchtensappen en vitaminedranken, ingevoerd en deze aangifte gedaan onder tariefpost 20.09, die betrekking heeft op ongegiste vruchtensappen. De Inspecteur der Belastingen stelde echter dat de producten onder tariefpost 22.02 moesten worden ingedeeld, die betrekking heeft op aangelengde of verdunde vruchtenmengsels.

De Raad oordeelde dat de door de belanghebbende ingevoerde producten, die slechts 5% vruchtensap bevatten, niet onder de definitie van vruchtensap in de zin van tariefpost 20.09 vallen. De Raad volgde de interpretatie van de Douane en concludeerde dat de producten, door de toevoeging van water en andere ingrediënten, als verdunde vruchtenmengsels moesten worden geclassificeerd. Dit leidde tot de conclusie dat de belanghebbende minder invoerrechten had betaald dan wettelijk verschuldigd was.

De Raad behandelde ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, maar oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er een in rechte te beschermen vertrouwen was gewekt. De Raad benadrukte dat de wetgever de mogelijkheid van navordering door de Inspecteur heeft geaccepteerd, zelfs na een jaar na de eerste betaling. De Raad verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd.

Uitspraak

Beschikking van 30 september 2013, nrs. 2011/52343, 52344, 52346, 52347, 52349.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba
inzake:
[X N.V.], gevestigd te Aruba, belanghebbende,
gemachtigden [A] en [B],
tegen
de Inspecteur der Belastingen.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn door de Inspecteur de volgende uitnodigingen tot betaling van invoerrechten (hierna: UTB) naar aanleiding van aangiften gezonden:
Kenmerk aangifte
Betaald
Kenmerk UTB
UTB
Naf.
Bezwaar
Uob
RvB
C400 # 301137373
301145778
301152926
301250442
301152927
DCT/98/2010
8/7/2010
9918,95
6/8/2010
15/4/2011
52343
C400 # 301159508
DCT/130/2010
15/9/2010
1081,30
15/10/2010
19/4/2011
52344
C400 # 301197953
12/1/2010
DCT/209/2010
1/12/2010
4808,60
13/1/2011
18/4/2011
52346
C400 # 301191711
17/12/2009
DCT/213/2010
1/12/2010
1883,95
13/1/2011
15/4/2011
52347
C400 # 301198385
DCT/214/2010
1/12/2010
1082,45
13/1/2011
18/4/2011
52349
1.2
Belanghebbende is op respectievelijk 6 augustus 2010 (DCT/98/2010), 15 oktober 2010 (DCT/130/2010) en 13 januari 2011 (DCT/209/2010, DCT/213/2010 en DCT/214/2010), tijdig in bezwaar gekomen tegen de uitnodigingen tot betaling. Bij uitspraken van respectievelijk 15 april 2011 (DCT/98/2010), 19 april 2011 (DCT/130/2010), 15 april 2011 (DCT/213/2010) en 18 april 2011 (DCT/209/2010 en DCT/214/2010) heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
1.3
Belanghebbende is op 5 mei 2011 bij afzonderlijke beroepschriften in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5
Ter zitting van 22 mei 2013 te Oranjestad zijn verschenen [A] namens belanghebbende en [C] namens de Inspecteur.
1.6
Belanghebbende heeft een pleitnota doen voordragen.
1.7
Na de zitting zijn op verzoek van de Raad zowel van de Inspecteur als van belanghebbende nadere stukken ontvangen, waaronder verpakkingen van de in 2.1 hierna genoemde, door belanghebbende geïmporteerde producten; al deze stukken zijn aan het dossier toegevoegd en in kopie aan de wederpartij verstrekt. Partijen hebben op voorhand afgezien van een nadere mondelinge behandeling.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende voert onder meer de volgende producten in:
- [X] Berry Punch;
- [X] Fruit Punch;
- [X] Tropical Punch;
- [X] Vitamine.
2.2
Op het pak Fruit Punch is onder meer vermeld: “pasteurized” en “contains 5% juice” en onder “ingredients”: “filtered water, sweeteners (high fructose corn syrup, sugar), concentrated grape juice, pear purée, concentrated pineapple juice, concentrated apple juice, concentrated orange juice, natural flavors, citric acid (provides tartness), ascorbic acid (vitamin C) and grape skin extract (for color)”. De andere punches voeren soortgelijke vermeldingen.
Op het pak [X] Vitamine is onder meer vermeld: “Frisdrank met sinaasappelsap, citroen en wortelsap”.
2.3
Belanghebbende heeft aangiften gedaan van de invoer van vruchtensappen uit concentraat. Zij deed dat op Enige Documenten met de kenmerken als vermeld in 1.1 hiervoor. De documenten vermelden telkens als goederencode: 20.09. De op de Enige Documenten ingevulde code wordt al jarenlang gebruikt door belanghebbende bij de invoer van dergelijke vruchtensappen zonder aanmerking van de kant van de douane.
2.4
Na de controle na invoer heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat een verkeerde goederencode is toegepast. De juiste code is volgens hem 22.02. Als gevolg hiervan heeft belanghebbende volgens de Inspecteur minder invoerrechten betaald dan zij wettelijk verschuldigd was. In de bestreden uitnodigingen tot betaling wordt belanghebbende verzocht om de bedragen aan te weinig betaalde invoerrechten alsnog te voldoen.

3.Geschil

Tussen partijen is ten aanzien van de uitnodiging tot betaling met kenmerk DCT/213/2010 in geschil het antwoord op de vraag of de uitnodiging tot betaling tijdig is uitgereikt en ten aanzien van alle UTB’s of de door belanghebbende gehanteerde code en het daarop gebaseerde tarief onjuist waren en, zo dat het geval is, of belanghebbende mocht vertrouwen op de door de Inspecteur in het verleden gevolgde gedragslijn.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende is van mening dat
- de UTB met kenmerk DCT/213/2010 niet tijdig is uitgereikt
en dat
- uit de omschrijving van tariefpost 20.09 niet blijkt dat er geen sprake is van een ‘vruchtensap’ indien er water is toegevoegd, zoals ter zake van de producten die belanghebbende invoert het geval is.
Subsidiair stelt belanghebbende te mogen vertrouwen op het feit dat sinds jaar en dag de door haar ingediende aangiftes door de Inspecteur zijn gevolgd.
4.2
De Inspecteur is van mening dat de UTB met kenmerk DCT/213/2010 tijdig is uitgereikt en dat door belanghebbende verkeerde goederencodes en tariefindelingen zijn aangegeven, die terecht bij de controle na invoer zijn gecorrigeerd naar tariefpost 22.02.9090. Voorts is de Inspecteur van mening dat er geen sprake is van in rechte te beschermen door hem opgewekt vertrouwen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Artikel 122, tweede lid, van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (hierna: de LIUD, tekst 2009) luidt:
“Het invoerrecht, in minder betaald op het verschuldigde overeenkomstig het bij artikel 127 vastgestelde tarief, wordt binnen een jaar na de datum van betaling bij beschikking van de Inspecteur door de Ontvanger nagevorderd.”
5.2.
Het Enig Document met registratienummer 301191711 is door de Douane van Aruba gedagtekend op 16 december 2009. Aangezien niet aannemelijk is geworden dat voor die datum de verschuldigde invoerrechten zijn betaald (blijkens de stukken is betaald op 17 december 2009), gaat de Raad er vanuit dat tot in ieder geval 16 december 2010 te weinig betaalde invoerrechten kunnen worden nagevorderd. De Raad is van oordeel dat artikel 122, tweede lid, van de LIUD zo moet worden uitgelegd dat aangesloten moet worden bij de dag waarop de navordering inhoudelijk door de Inspecteur is vastgesteld. Derhalve kan in het midden blijven of de beschikking is vastgesteld op 1 december 2010 (zoals de Inspecteur betoogt) of op 13 december 2010 (zoals belanghebbende betoogt) aangezien beide data zijn gelegen voor 16 december 2010.
5.3.
De in Aruba ingevoerde goederen worden krachtens de Landsverordening tarief van invoerrechten (AB 2002-120) ingedeeld in goederencodes met bijbehorende omschrijving. De goederencode is gebaseerd op het (wereldwijde) ‘Geharmoniseerd Systeem’. Op basis van de goederencode wordt het tarief van invoerrechten bepaald. De goederencode die verbonden is aan de indeling moet in de aangifte worden vermeld.
5.4.1.
Ingevolge de evengenoemde Landsverordening geldt voor het tarief van invoerrechten het bij deze landsverordening opgenomen tariefposten-classificatiesysteem. Daarin staat het volgende (voor zover te dezen van belang):
“ Voor de indeling van de goederen in het tarief gelden de volgende bepalingen:
1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.
2. a. (…)
b
.Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan, De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2b of om enige ander reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a
.de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
b
.mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald.
c
.in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3a en 3b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen.”
5.4.2.
Tariefpost 20.09 betreft: “Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen”.
Tariefpost 22.02 betreft: “Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 20.09”.
5.5.1.
In het door de Inspecteur overgelegde Handboek “Heffingen bij invoer” dat door de Belasting-dienst/Douane mede op basis van de Gecombineerde Nomenclatuur is opgesteld, wordt toegelicht op welke wijze de Douane deze tariefposten hanteert.
5.5.2.
Bij tariefpost 20.09 luidt de toelichting als volgt:
“Onder tariefpost 20.09 worden begrepen de vruchtensappen en groentesappen die in de regel worden verkregen door het uitpersen van gave en rijpe verse vruchten en groenten. Ook vruchten- en groentesappen die zijn geconcentreerd of die in kristal- of poedervorm zijn gebracht (mits geheel of nagenoeg geheel in water oplosbaar) vallen onder deze tariefpost. Onder voorwaarde dat de vruchten- en groentesappen daarbij hun oorspronkelijk karakter van vruchten- en groentesappen niet verliezen en een der bestanddelen niet in zulk een hoeveelheid is toegevoegd dat het natuurlijke karakter van het product is gewijzigd, mogen zij een aantal additieven zoals suiker en andere zoetstoffen, wijnsteenzuur, citroenzuur, vitaminen en/of kleurstoffen bevatten. Eveneens blijven onder de post ingedeeld mengsels van sappen van vruchten of van groenten, zowel mengsels van sappen van dezelfde soort, als mengsels van sappen van verschillende soorten; dit is ook het geval met de zogenoemde gereconstitueerde sappen, verkregen door het aanlengen van geconcentreerde sappen met een hoeveelheid water, die niet groter mag zijn dan de hoeveelheid aanwezig in soortgelijke, niet geconcentreerde sappen van normale samenstelling. Opgemerkt wordt dat door de toevoeging van water aan vruchten- en groentesappen van normale samenstelling, of door toevoeging aan een geconcentreerd sap van een grotere hoeveelheid water dan nodig is om het geconcentreerde sap tot zijn oorspronkelijke samenstelling terug te brengen, verdunde producten worden verkregen, die het karakter hebben van dranken behorende tot post 22.02.”
5.5.3.
De toelichting op tariefpost 22.02 luidt als volgt:
“Onder tariefpost 22.02 worden onder meer begrepen limonade, cola, orangeade, kwast en dergelijke dranken, bestaande uit al dan niet gezoet drinkwater dat gearomatiseerd is met vruchtensap, met vruchtenessence of met samengestelde extracten en waaraan soms wijnsteenzuur of citroenzuur zijn toegevoegd, alsmede tamarindenectar, een gebruiksklare drank verkregen uit gezeefde tamarindepulp, water, suiker en andere zoetstoffen, en zogenoemde perzik- en abrikozennectar, gereed voor gebruik als drank, bestaande uit fijngemaakte en gezeefde (gehomogeniseerde) pulp van hele vruchten die van tevoren zijn ontdaan van schillen en stenen en waarbij de pulp is vermengd met een even grote hoeveelheid suikerstroop.”
5.6.
De Raad acht deze interpretatie van de tariefposten door de Douane in overeenstemming met de Landsverordening tarief van invoerrechten en het classificatiesysteem en sluit zich daarbij aan.
5.7.
Zoals op de verpakking van [X] vermeld bevatten de punches 5% vruchtensap en is de vitaminedrank [X] een frisdrank met vruchten- en groentesap. Naar het oordeel van de Raad zijn de vruchten- en groentesappen in de dranken aldus dermate verdund, dat geen sprake is van vruchten- of groentesap in de zin van de bewoordingen van tariefpost 20.09 maar van met water, mineraalwater of spuitwater aangelengde en verdunde vruchtenmengsels die niet onder tariefpost 20.09 kunnen worden gebracht. Dit maakt dat de [X] punches en [X] vitaminedrank behoren te worden ingedeeld in tariefpost 22.02.
5.8.
Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel faalt naar het oordeel van de Raad. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden - dat de door haar gehanteerde goederen-code 20.09 al jaren bij haar aangiften wordt gebruikt, dat de douane de goederen en de gebruikte tariefpost op het moment van invoer en aangifte zou kunnen controleren maar dat niet doet, dat aldus conform de aangifte wordt betaald en dat daarna de goederen door de douane worden vrijgegeven - in onderlinge samenhang bezien, zijn daartoe onvoldoende en doen niet af aan de door de wetgever aan de Inspecteur geboden mogelijkheid om binnen de daarvoor gegeven termijn na te vorderen. Met het mogelijk maken van een controle achteraf door de douane en met de mogelijkheid van navordering heeft de wetgever geaccepteerd dat in sommige gevallen de aangever een jaar na de eerste betaling nog wordt aangesproken door de douane op een onjuistheid en/of tekort. In de tussentijd dient een aangever zoals belanghebbende er rekening mee te houden dat nog kan worden nagevorderd. Ook het reeds jarenlang invullen door belanghebbende van dezelfde goederencode en het volgen daarvan, zonder een uitdrukkelijke stellingname, door de douane, vormen geen omstandigheden die bij belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen hebben kunnen wekken (zie Raad van Beroep voor Belastingzaken 28 juli 2011, nr. 2011/47465, ECLI:NL:ORBBNAA:2011:BR5495).
5.9.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2013.