ECLI:NL:ORBBACM:2013:23

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
2012/56993
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en dubbele belasting over terugontvangen premie AOV/AWW

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010, opgelegd door de Inspecteur. De aanslag, gedateerd op 15 februari 2012, verhoogde het belastbaar inkomen van belanghebbende van NAf. 120.266,00 naar NAf. 124.162,00. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak van 15 mei 2012. Hierop heeft belanghebbende op 13 juli 2012 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 24 mei 2013 was de Inspecteur vertegenwoordigd, maar belanghebbende verscheen niet.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de feiten vastgesteld op basis van de schriftelijke stukken en de zitting. Het geschil betreft de vraag of de Inspecteur het belastbaar inkomen correct heeft vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur te hoog heeft vastgesteld en dat er sprake is van dubbele belasting over de terugontvangen premie AOV/AWW. De Inspecteur daarentegen is van mening dat het belastbaar inkomen juist is vastgesteld.

De Raad heeft de relevante artikelen van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) in overweging genomen. Artikel 16, eerste lid, onderdeel c, betreft persoonlijke lasten en stelt dat niet als kosten aan te merken renten van schulden en kosten van geldleningen tot een bepaald bedrag aftrekbaar zijn. De Raad concludeert dat belanghebbende als ongehuwde niet slechter wordt behandeld dan gehuwden met betrekking tot de aftrek van persoonlijke lasten.

De Raad heeft vastgesteld dat het door de Inspecteur vastgestelde belastbaar inkomen van NAf. 124.162,00 te hoog is en heeft dit verlaagd naar NAf. 124.160,00. De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot het nieuwe belastbare inkomen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 september 2013, nr. 2012/56993
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Bonaire
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 15 februari 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2010.
1.2
Belanghebbende is op 9 februari 2012 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 15 mei 2012 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 13 juli 2012 tegen deze uitspraak tijdig in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 24 mei 2013 te Kralendijk is verschenen de heren [A] en [B] namens de Inspecteur. Belanghebbende is, hoewel daartoe op de juiste wijze opgeroepen, niet verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2010 gedaan van een belastbaar inkomen van NAf. 120.266,00.
77 De Inspecteur heeft dit belastbaar inkomen bij het opleggen van de aanslag verhoogd tot NAf. 124.162,00. Het verschil tussen beide bedragen bestaat uit NAf. 2.500,00 minder aftrek rente en kosten van geldlening en een bijtelling van NAf. 1.394,00 in verband met een teruggaaf van premie AOV/AWW.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur het belastbaar inkomen op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
4.
De standpunten van partijen
4.1
Belanghebbende is van mening dat de Inspecteur het belastbaar inkomen te hoog heeft vastgesteld en meent dat sprake is van dubbele belasting over de terugontvangen premie AOV/AWW en dat zij als ongehuwde slechter wordt behandeld dan gehuwden met betrekking tot de aftrek van rente en kosten van geldlening.
4.2
De Inspecteur is van mening dat het belastbaar inkomen op het juiste bedrag is vastgesteld.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen de Inspecteur ter zitting heeft bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) luidt:
"1. Persoonlijke lasten zijn:
c. de niet als kosten tot verwerving, inning, en behoud der opbrengst en op de opbrengst rustende lasten aan te merken renten van schulden en kosten van geldleningen tot een bedrag van f. 2.500,00"
5.2
Artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de LIB luidt:
"1. Persoonlijke lasten zijn:
d. premiën ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194), uitgezonderd het gedeelte van de premie, dat door de werkgever ter compensering van de door de werknemer verschuldigde premie als toeslag op het loon wordt betaald;
5.3
Artikel 16, vijfde lid, ten eerste, van de LIB luidt:
"Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie de in artikel 20, tweede en derde lid,
bedoelde bestanddelen van het inkomen van zijn echtgenoot worden toegerekend:
1”. wordt het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, verhoogd tot NAf. 5.000,00.
( ).
5.4
Lit artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de LIB in samenhang gelezen met artikel 16, vijfde lid, ten eerste en artikel 20, tweede en derde lid, van de LIB volgt dat belanghebbende als ongehuwde niet slechter wordt behandeld dan gehuwden met betrekking tot het in aanmerking nemen van persoonlijke lasten in de vorm van renten van schulden en kosten van geldleningen. De echtgenoot wiens inkomensbestanddelen worden toegerekend aan de echtgenoot met het hoogste persoonlijke inkomen kan immers na een dergelijke overdracht geen renten van schulden en kosten van geldleningen in aanmerking nemen. De Inspecteur heeft derhalve het belastbaar inkomen terecht gecorrigeerd met NAf. 2.500,00 teveel in aftrek gebrachte rente van schulden en kosten van geldleningen.
5.5
Lit artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de LIB volgt dat op de belastingplichtige drukkende premies ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (hierna: AOV) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (hierna: AWW) aftrekbaar zijn als persoonlijke last. Terugbetaalde premies AOV en AWW die in het verleden in aftrek zijn gebracht, drukken na de terugbetaling niet langer op de belastingplichtige. De Inspecteur heeft derhalve het belastbaar inkomen terecht gecorrigeerd met de terugbetaalde premies AOV en AWW.
5.6
Het is de Raad ambtshalve gebleken dat het door de Inspecteur vastgestelde belastbaar inkomen van NAf. 124.162,00 te hoog is. De Raad zal het belastbaar inkomen conform de hierna in 5.7 opgenomen berekening vaststellen op NAf. 124.160,00.
5.7
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de uitspraak niet in stand kan blijven. Het belastbare inkomen van belanghebbende dient als volgt te worden verminderd (alle bedragen luiden in NAf.):
Aangifte
Total inkomen 152615
Persoonlijke verminderingen 13759
Persoonlijke lasten 18590
Zuiver inkomen / belastbaar inkomen 120266
Na uitspraak RvB
Total inkomen 152615
Persoonlijke verminderingen 12365 NAf. 1.394 meer terugontvangen premies
Persoonlijke lasten 16090 NAf. 2.500 minder renteaftrek
Zuiver inkomen / belastbaar inkomen 124160

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een naar een belastbaar inkomen van NAf. 124.160,00.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2013.
Inhoudsindicatie: