Uitspraak
zitting houdende op Curaçao
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 30 september 2013 uitspraak gedaan over de toepassing van de basiskorting en ouderentoeslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde [A], had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting die op 12 maart 2010 was opgelegd. De aanslag betrof een belastbaar inkomen van NAf. 168.077,00, met een verschuldigde belasting van NAf. 10.311,00. Na een eerdere uitspraak van de Inspecteur op 7 januari 2011, waarbij de aanslag werd gehandhaafd, ging de belanghebbende in beroep. Tijdens de zitting op 16 mei 2013 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende stelde recht te hebben op de basiskorting en ouderentoeslag, terwijl de Inspecteur dit betwistte.
De Raad heeft vastgesteld dat de wetgeving met betrekking tot de inkomstenbelasting in 2001 is gewijzigd, waarbij de verschuldigde belasting wordt berekend met toepassing van een schijventarief. De Raad oordeelde dat de basiskorting en andere kortingen alleen in mindering kunnen worden gebracht op de belasting die volgens het schijventarief is berekend. In dit geval was de verschuldigde belasting te laag om de kortingen volledig toe te passen. De Raad concludeerde dat de Inspecteur terecht geen verdere vermindering had toegestaan en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van belastingwetgeving en de voorwaarden waaronder kortingen kunnen worden toegepast. De Raad heeft de belangen van de belastingplichtige afgewogen tegen de wettelijke bepalingen en kwam tot de conclusie dat de wetgever geen verdere tegemoetkomingen heeft willen bieden voor inkomsten die onder het verlaagde tarief vallen. De beslissing van de Raad is een belangrijke uitspraak voor belastingplichtigen die aanspraak willen maken op kortingen in de inkomstenbelasting.