ECLI:NL:ORBBACM:2013:20

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
2013/60982
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing over pensioeninkomsten uit Nederland voor ingezetenen van Curaçao

In deze zaak gaat het om de belastingheffing over de pensioeninkomsten van belanghebbende, die in 2011 binnenlands belastingplichtig was in Curaçao. Belanghebbende ontving pensioeninkomsten uit Nederland, waaronder AOW-uitkeringen en uitkeringen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Hij had in mei 2012 zijn aangiftebiljet voor 2011 ingevuld met hulp van belastingambtenaren, die hem hadden verteld dat hij over zijn Nederlandse inkomsten geen belasting verschuldigd was, maar dat hij wel een teruggaaf moest aanvragen bij de Nederlandse Belastingdienst. De inspecteur heeft echter de AOW-uitkeringen en pensioeninkomsten opgeteld bij het belastbare inkomen van belanghebbende en belasting geheven.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar dit werd afgewezen. Hij heeft vervolgens beroep aangetekend bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. De Raad heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waarbij belanghebbende stelde dat hij rechtens te goeder trouw had vertrouwd op de eerdere informatie van de belastingambtenaren. De Raad oordeelde dat de inspecteur niet gehouden was om een gemaakte fout te herhalen en dat belanghebbende tijdig op de hoogte was gesteld van de wijziging in het standpunt van de inspecteur.

De Raad concludeerde dat de aanslagen niet te hoog waren vastgesteld en dat belanghebbende zich tot de Nederlandse belastingdienst moest wenden voor een teruggaaf van de ingehouden loonbelasting. Het verzoek van belanghebbende om de belastingdienst Curaçao te verzoeken haar dienstverlening te verbeteren, werd niet behandeld, omdat de Raad niet bevoegd was om dergelijke verzoeken in behandeling te nemen. Uiteindelijk werd het beroep van belanghebbende verworpen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 7 oktober 2013, nr. 2013/60982
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur]

1.Het procesverloop

Aan belanghebbende zijn aanslagen in de inkomstenbelasting en premie AVBZ opgelegd voor het jaar 2011, gedagtekend 14 september 2012. Hij heeft daartegen op 30 oktober 2012, dus tijdig, bezwaar ingediend. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen bij uitspraken van 11 januari 2013. Daartegen heeft belanghebbende op 4 maart 2013, dus tijdig, beroep aangetekend bij de Raad. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Ter zitting van de Raad op 23 en 25 september 2013 zijn de inspecteur en belanghebbende verschenen.
De tussen partijen vaststaande feiten
2.1
Belanghebbende, geboren in 19-14, is binnenlands belastingplichtige. Hij genoot in 2011
pensioeninkomsten uit Nederland, en wel: van de SVB (AOW-uitkeringen), van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (hierna: ABP) en van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Hij genoot tevens inkomsten uit Curaçaose bronnen.
2.2
Belanghebbende heeft zijn aangiftebiljet 2011 in de maand mei 2012 ingevuld ter inspectie met ondersteuning van belastingambtenaren gedurende de zogenoemde Hu1p- bij- aangifte- dagen. Dat deed hij ook met zijn aangiften inkomstenbelasting over de twee voorafgaande jaren. 'Toen is hem gezegd door de ambtenaren van de inspectie dat hij over zijn inkomsten uit Nederland geen inkomstenbelasting meer verschuldigd was, omdat daarop in Nederland reeds loonbelasting was ingehouden. De ambtenaar die belanghebbende hulp verleende hij het invullen van zijn aangiftebiljet 2011 meldde daarentegen dat hij daarover wel inkomstenbelasting in Curaçao verschuldigd was, en dat hij in Nederland om teruggaaf van ingehouden loonbelasting moest verzoeken bij de Belastingdienst aldaar, bij het Kantoor Buitenland in Limburg.
2.3
De inspecteur heeft de AOW-uitkeringen en de pensioeninkomsten uit Nederland opgeteld bij het belastbare inkomen en het premie inkomen van belanghebbende voor het jaar 2011, en aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend voor het ambtelijk pensioen van het APB. Belanghebbende is er tot nu toe niet in geslaagd een teruggaaf te krijgen van de op zijn uitkeringen en pensioenen ingehouden loonbelasting.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of bij belanghebbende het rechtens te honoreren vertrouwen is opgewekt dat hij geen inkomstenbelasting en premie verschuldigd is over zijn pensioeninkomsten uit Nederland in 2011, zoals hij stelt en de inspecteur ontkent. In geschil is voorts of de inspecteur beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden bij het vaststellen van de aanslag, de afhandeling van het bezwaarschrift dan wel in de fase van dit beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
De Raad stelt voorop dat de bevoegdheid om belasting te heffen over de inkomsten van pensioen
uit Nederlandse bronnen, verstrekt aan ingezetenen van Curaçao, is geregeld in de
Belastingregeling voor het Koninkrijk. Op grond daarvan is het land Curaçao volledig bevoegd om inkomstenbelasting te heffen over de AOW-uitkeringen betaald door de SVB en over de pensioeninkomsten van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Voor het ambtelijke pensioen van het ABP geldt dat Nederland bevoegd is om daarover te heffen en dat het land Curaçao met deze inkomsten rekening mag houden bij de vaststelling van de aanslag in de inkomstenbelasting omwille van de progressie van de belasting. De aanslag in de inkomstenbelasting ten name van belanghebbende is vastgesteld in overeenstemming met deze regels. Bij de vaststelling van het premie-inkomen is de inspecteur zelfs niet gebonden door tie Belastingregeling voor het Koninkrijk. Naar wettelijk recht zijn de aanslagen derhalve niet te hoog vastgesteld.
4.2
Belanghebbende stelt dat hij aan de aanslagregeling voor de jaren 2010 en 2009 (en aan de daarbij verstrekte hulp bij aangifte door de belastingambtenaren) het in rechte te honoreren vertrouwen heeft ontleend dat zijn pensioeninkomsten uit Nederland ook voor het belastingjaar 2011 zouden worden vrijgesteld van heffing. De inspecteur betwist deze stelling. De Raad is van oordeel dat het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel niet kan warden gehonoreerd. De inspecteur is niet gehouden een gemaakte fout te herhalen. Belanghebbende is tijdig, in mei 2012, op de hoogte is gebracht van de wijziging van het standpunt van de inspecteur. Hij kon nadien slechts verwachten dat de aanslagen voor het jaar 2011 zouden warden opgesteld zoals hem in mei 2012 is aangekondigd, dus naar belastbaar inkomen en een premie inkomen waarin de
AOW-uitkeringen en het pensioen van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn waren begrepen.
4.3
De inspecteur is niet gehouden
omde AOW-uitkeringen en de pensioenuitkeringen uit Nederland
niet in de heffing van belasting en premie te betrekken, omdat daarop in Nederland loonbelasting is ingehouden. Belanghebbende zal zich met een verzoek tot de Nederlandse belastingdienst moeten wenden ten einde dubbele heffing te voorkomen. De omstandigheid dat de afdoening van zijn verzoeken in Nederland vertraging heeft opgelopen, is niet voldoende grond om van de Belastingdienst Curaçao te verlangen belastingvrijstelling te verlenen in afwijking van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk.
4.4
het verzoek van belanghebbende aan de Raad om de belastingdienst Curaçao uit te nodigen of te gelasten haar compliancy te vergroten en service te verbeteren wordt niet behandeld. De Raad heeft niet de bevoegdheid om een dergelijk verzoek te behandelen. Dat geldt ook voor de klacht van belanghebbende dat zijn bezwaarschriften zijn behandeld door ambtenaar die ook de aanslagen heeft vastgesteld. Het geldt eveneens voor zijn grief dat de Eilandsontvanger niet genoegzaam is ingegaan op zijn verzoek om uitstel van belastingbetaling en voor zijn verwijt aan de belastingdienst dat hij eerst niet en later wel, een kopie van zijn aangiftebiljet kon krijgen.
5. Beslissing
De Raad verwerpt het beroep.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2013.