ECLI:NL:ORBBACM:2013:2

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
2006/59947
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van alimentatie en hypotheekrente in belastingzaken

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van alimentatie en hypotheekrente door belanghebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2006. De belanghebbende had een belastbaar inkomen van NAf. 329.298,00, waarop hij bezwaar aantekende tegen de aanslag. De Inspecteur verminderde de aanslag, maar belanghebbende ging in beroep omdat hij meende recht te hebben op aftrek van alimentatiebetalingen en hypotheekrente. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat de alimentatie, die voortvloeide uit een overeenkomst met zijn ex-echtgenote, aftrekbaar was als persoonlijke last. Dit gold niet alleen voor contante betalingen, maar ook voor de waarde van het verstrekte woongenot van de woning. De Raad stelde vast dat de alimentatiebetalingen en de hypotheekrente samen een bedrag van NAf. 27.360,00 vormden dat aftrekbaar was. De Raad oordeelde dat de Inspecteur ten onrechte had gesteld dat de overeenkomst niet juridisch afdwingbaar was. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd en de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf. 278.086,00.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 september 2013, nr. 2006/59947
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake:
[X], belanghebbende,
gemachtigde [A],
tegen
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 20 november 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2006 naar een belastbaar inkomen van NAf. 329.298,00.
1.2
Belanghebbende is op 14 januari 2010 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 16 september 2011 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot op NAf. 122.713 (bij een belastbaar inkomen van NAf. 292.648,00).
1.3
Belanghebbende is op 15 november 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 17 mei 2013 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende, diens voornoemde gemachtigde en, namens de Inspecteur, [B].
1.6
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en deze voorgedragen. Ter zitting zijn belanghebbendes zaken betreffende de inkomstenbelasting 2005, 2006 en 2007 gelijktijdig behandeld.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende heeft over het jaar 2006 een aangifte inkomstenbelasting (hierna: de aangifte) ingediend naar een belastbaar inkomen van NAf. 263.281,00.
2.2
In 2006 leefde belanghebbende duurzaam gescheiden van zijn thans voormalige echtgenote (hierna: de ex-echtgenote). De scheiding is op 24 oktober 2006 bij rechterlijke beschikking uitgesproken (hierna: de echtscheidingsbeschikking). In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat belanghebbende voor een periode van 10 jaar maandelijks NAf. 1.500,00 moet voldoen ter voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote.
2.3
Belanghebbende en zijn ex-echtgenote zijn overeengekomen dat zij in de voormalige echtelijke woning (hierna: de woning) zal blijven wonen, waarbij belanghebbende de volledige hypotheekrente voor zijn rekening zal nemen (hierna: de overeenkomst). De woning bleef gezamenlijk eigendom in een verhouding van 50% - 50%.
2.4
Deels vooruitlopend op de echtscheidingsbeschikking en conform de overeenkomst heeft belanghebbende in 2006 bijdragen aan de ex-echtgenote gedaan. Terzake heeft hij als persoonlijke last, ten titel van betaalde alimentatie, een bedrag van NAf. 25.100,00 van zijn belastbare inkomen afgetrokken. Dit bedrag bestaat uit geldelijke bijdragen in het levensonderhoud van de ex-echtgenote ad NAf. 15.500,00 en uit betaalde hypotheekrente ad NAf. 9.600,00.
2.5
De Inspecteur heeft door middel van een afwijkingsbrief belanghebbende op de hoogte gesteld van zijn voornemen van de aangifte af te wijken. De Inspecteur heeft de aangifte gecorrigeerd onder meer op het punt van de geclaimde aftrek van de alimentatie-uitkeringen.
2.6
De Inspecteur is bij de bestreden uitspraak op dit punt niet aan belanghebbendes bezwaar tegemoet gekomen. De aanslag is overigens verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van NAf. 292.648,00.
2.7
Belanghebbende genoot in 2006 een salaris van NAf. 350.000,00. De ex-echtgenote verdiende aanzienlijk minder.
2.8
De Inspecteur heeft begin 2012 van belanghebbende bewijzen van betaling van alimentatie in contanten ad NAf. 18.000,00 ontvangen. Naar aanleiding daarvan heeft hij bij beschikking van 9 maart 2013 de aanslag (verder) verminderd, tot een berekend naar een belastbaar inkomen van NAf. 274.648,00.
2.9
Belanghebbende heeft ter voldoening van zijn wettelijke zorgplicht jegens zijn minderjarige kind maandelijks NAf. 500,00 betaald.

3.Geschil

Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van persoonlijke lasten ter zake van betaalde alimentatie in de vorm van hypotheekrente/ verstrekt woongenot. Indien op dit punt het gelijk aan belanghebbende is, is in geschil of de Inspecteur zich ten aanzien van het door belanghebbende ontvangen loon van [Y NV] kan beroepen op interne compensatie.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de helft van de door hem betaalde hypotheekrente ad - omgerekend - NAf. 22.316,23 als alimentatiebetaling kan worden gezien omdat hij wel de volledige hypotheekrente betaalt maar geen enkel woongenot van de woning heeft. De helft van voormeld bedrag is NAf. 11.148,00. Nu belanghebbende in zijn aangifte een bedrag van NAf. 9.600,00 had afgetrokken, heeft hij eerder te weinig dan te veel afgetrokken. De betalingen zijn aftrekbaar gezien de beschikkingen van de Raad van 14 oktober 1996, nr. 1996/048, LJN BU5543 en van 16 november 2004, nr. 2003/202-203, LJN BT7653. Onjuist is de stelling van de Inspecteur dat betaling van de helft van de hypotheekrente bij belastingplichtige tot vermogensvorming leidt. Die betaling heeft immers niet tot gevolg dat belanghebbendes aandeel in de eigendom van de woning toeneemt. Voorts vermindert die betaling de hypotheekschuld niet, nog afgezien van het feit dat aflossing van een schuld per definitie de vermogenspositie niet doet wijzigen. Aldus belanghebbende.
4.2
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat ingevolge artikel 7 Landsverordening inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) voor aftrekbaarheid van verstrekkingen van levensonderhoud vereist is dat sprake is van verschuldigdheid van die verstrekkingen. Die verschuldigdheid kan alleen voortvloeien uit een wettelijke bepaling (een artikel uit het familierecht) of een rechterlijk vonnis. Gezien de echtscheidingsbeschikking en de door belanghebbende begin 2012 overgelegde alimentatiebetalingsbewijzen is een bedrag van NAf. 18.000,00 alsnog in aftrek toegelaten. Wat de betaalde hypotheekrente betreft, is sprake van de verstrekking van woongenot en geldt eveneens dat van verschuldigdheid geen sprake is. De overeenkomst doet geen verschuldigdheid in de zin van artikel 7 LIB ontstaan nu zij niet uit het familierecht voortvloeit en dus geen alimentatievoorziening vormt. Verschuldigdheid vloeit ook niet voort uit artikel 1:165 Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen (hierna: BW). Voorts is het verstrekte woongenot niet gebaseerd op een juridisch afdwingbare verplichting, zodat die verstrekking, als natuurlijke verbintenis, gezien de arresten van de Hoge Raad HR BNB 1958/38 en HR BNB 1986/243 geen recht op aftrek voor voorzieningen in het levensonderhoud kan doen ontstaan. Zo de Raad oordeelt dat wel sprake is van een recht op aftrek, dan dient de omvang daarvan met inachtneming van de beschikking van de Raad van 21 februari 2008, nrs. 2006/0319 en 2006/0320 (partijen bekend) te worden bepaald, hetgeen in casu neerkomt op een aftrek van NAf. 9.360,00. Voorts is de helft van het verstrekte woongenot ten bate van het minderjarige kind van belanghebbende en de ex-echtgenote gekomen, zodat voormeld bedrag gehalveerd moet worden tot NAf. 4.680,00. Tot slot beroept de Inspecteur zich, indien op het geschilpunt van de alimentatie het gelijk aan belanghebbende is, ter zake van loon van [Y NV] ad NAf. 12.798,00 op interne compensatie.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Op grond van artikel 16 lid 1 letter a LIB zijn (voor zover hier relevant) als persoonlijke last aftrekbaar de periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 7 LIB, verschuldigd ter zake van levensonderhoud, huisvesting of andere zaken, met dien verstande dat geen aftrek is toegestaan ter zake van uitgaven gedaan aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn.
5.2
De Raad stelt in dit verband voorop dat voorwaarde voor de aftrekbaarheid van uitkeringen tot voorziening in het levensonderhoud van een gewezen echtgenoot is dat de welvaartsverhouding tussen de ex-echtelieden na de scheiding zodanig is dat, uitgaande van de situatie staande huwelijk, de welvarendste van hen zich redelijkerwijs gedrongen kan voelen tot het voorzien in het levensonderhoud van de ander op zoveel mogelijk hetzelfde niveau als tijdens de samenleving (vgl. de beschikkingen van de Raad van 14 oktober 1996, nr. 1996/048, LJN BU5543 en van 16 november 2004, nr. 2003/202-203, LJN BT7653).
5.3
Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt dat de door hem in 2006 aan de ex-echtgenote verstrekte alimentatie - in welke vorm dan ook - voortvloeide uit een tussen hen in 2005 gesloten overeenkomst die naderhand deels is bevestigd in de echtscheidingsbeschikking. De stelling van de Inspecteur dat die overeenkomst niet (juridisch) afdwingbaar zou zijn, is onjuist. Voorts is de Raad van oordeel dat belanghebbende zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het voorzien in het levensonderhoud van de ex-echtgenote als in 5.2 hiervoor bedoeld. Aldus is sprake van een verschuldigde verstrekking van levensonderhoud in de zin van artikel 16 lid 1 letter a LIB, welke aftrekbaar is. Dat (deels) geen sprake is van een rechterlijke toekenning van die verstrekking is daarbij niet van belang.
5.4
Ter zake van het door belanghebbende in aftrek geclaimde bedrag van de helft van de hypotheekrente, dat de Inspecteur heeft aangemerkt als de verstrekking van het (uitsluitende) woongenot van de woning, overweegt de Raad als volgt. Nu de vergelding van de (wettelijke) zorgplicht die belanghebbende voor zijn minderjarige kind heeft, niet is begrepen in de verstrekkingen ter zake van het levensonderhoud van de ex-echtgenote (het kind ontvangt immers een eigen bijdrage) en de ex-echtgenote op haar beurt in haar (wettelijke) zorgplicht van het kind voorziet (onder meer door de verschaffing van kost en inwoning), is er geen grond om de aftrekbare alimentatie-uitkeringen van belanghebbende te verminderen met een niet-aftrekbaar ‘kindsdeel’ dat zou zijn begrepen in de verstrekking van het woongenot van de woning.
5.5
Ter zitting heeft belanghebbende overigens ingestemd met de berekening van de waarde van het woongenot/dit deel van de alimentatie door de Inspecteur.
5.6
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen bedragen de aftrekbare alimentatie-uitkeringen in 2006 NAf. 18.000,00 (zie 2.8) + NAf. 9.360,00 (zie 4.2) = NAf. 27.360,00.
5.7
De Inspecteur heeft voor dat geval een beroep gedaan op interne compensatie ter zake van een door belanghebbende van [Y NV] ontvangen bedrag ad NAf. 12.798,00 dat volgens de Inspecteur als loon moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft belanghebbende erkend dat was verzuimd dit bedrag in het aangegeven belastbare inkomen te begrijpen. Daarom zal de Raad belanghebbendes belastbare inkomen alsnog met het bewuste bedrag verhogen.
5.8
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is en de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Het belastbare inkomen van belanghebbende dient als volgt te worden verminderd:
Belastbaar inkomen conform uitspraak op bezwaar 292.648
Af: alimentatie-uitkeringen 27.360
Bij: loon [Y NV]
12.798
Belastbaar inkomen 278.086

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2006 tot een naar een belastbaar inkomen van NAf. 278.086,00.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2013.