ECLI:NL:ORBBACM:2013:18

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
2012/58209 tot en met 58211 (IB); nrs. 2012/57658 tot en met 57660 (A0V/AWW); nrs. 2012/57655 tot en met 57657 (AZV)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van belastingaanslagen en tijdigheid van aanslagen

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende tegen belastingaanslagen. Belanghebbende had in bezwaar gekomen tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing AOV/AWW en AZV voor de jaren 1998 tot en met 2001. De Inspecteur had alle bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot beroep bij de Raad. De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt tegen de aanslagen voor de jaren 1999 tot en met 2001, maar dat de aanslag voor 1998 niet tijdig was ingediend. De Raad oordeelde dat de Inspecteur ten onrechte de bezwaren niet-ontvankelijk had verklaard voor de jaren 1999 tot en met 2001, en dat de aanslagen voor 2000 en 2001 vernietigd moesten worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van bezwaren en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen door de belastingautoriteiten.

Uitspraak

Beschikking van 24 oktober 2013, nrs. 2012/58209 tot en met 58211 (IB); nrs. 2012/57658 tot en met 57660 (A0V/AWW); nrs. 2012/57655 tot en met 57657 (AZV).
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur]

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 4 oktober 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 1998. Met dagtekening 8 april 2002 zijn aan hem aanslagen in de premieheffing A0V/AWW en AZV opgelegd voor het jaar 1999 en op 16 april 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1999.
1.2
Aan belanghebbende zijn voorts met dagtekening 19 juli 2007 aanslagen in de inkomstenbelasting, alsmede aanslagen premieheffing AOV/AW\V en AZV, voor de jaren 2000 en 2001 opgelegd.
1.3
Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen alle voormelde aanslagen. Bij uitspraken op de bezwaren heeft de Inspecteur alle bezwaren niet ontvankelijk verklaard en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 12 juli 2012 tegen deze uitspraken in beroep gekomen.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 september 2012 een vertoogschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 25 oktober 2012 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende en [A] namens de Inspecteur. De onderhavige zaken zijn aldaar aangehouden onder meer voor overleg tussen partijen. De Raad heeft voorts de Inspecteur opgedragen voor 1 januari 2013 de desbetreffende aanslagen, bezwaarschriften, uitspraken op bezwaar en eventuele beschikkingen en andere relevante stukken aan de Raad over te leggen, voorzien van een toelichting. Van de Inspecteur zijn geen stukken ontvangen.
1.7
Ter zitting van 20 mei 2013 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur [A]. Aldaar zijn, naast de onderhavige zaken, tevens behandeld de zaken betreffende de loonbelasting en premieheffing AOV/AWW en AZV ten name van [de N.V.] over de jaren 1999 tot en met 2001 (nrs. 2012/57652 tot en met 57654). Alle in die zaken ingebrachte stukken gelden als in deze zaak ingebracht en omgekeerd. Belanghebbende heeft ter zitting lijsten overgelegd van de status van diverse aan hem en aan de NV opgelegde (naheffings)aanslagen. De Inspecteur heeft daarvan ter zitting een kopie gekregen. Hij heeft daarvan kunnen kennis nemen en zich daarover kunnen uitlaten.
1.8.
De na de zitting bij de griffier van de Raad ingekomen brief van de Inspecteur wordt niet tot de gedingstukken gerekend en heeft de Raad buiten beschouwing gelaten.
De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1.
Belanghebbende is sinds de oprichting van de NV medio 1999 bestuurder en grootaandeelhouder van die vennootschap. De NV dreef in de onderhavige jaren een bouwbedrijf. Belanghebbende had voordien, vanaf 1997, de onderneming in de vorm van een eenmanszaak gedreven.
2.2
In de onderhavige jaren heeft de NV bedragen ten laste van haar (fiscale) winst gebracht ten titel van aan belanghebbende betaalde management fees. Belanghebbende heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting en premieheffing A0V/AWW en AZV (hierna tezamen kortweg: premieheffing) voor de jaren 1998 tot en met 2001 geen bedragen aan ontvangen management fees in zijn belastbare inkomens respectievelijk premie-inkomens begrepen. De Inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslagen die inkomens ter zake gecorrigeerd.
2.3.
De onderhavige aanslagen, bezwaarschriften en uitspraken op bezwaar behoren niet tot de gedingstukken.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de bezwaren van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Voorts is in geschil of belanghebbende in zijn beroepen kan worden ontvangen. Tot slot is in geschil of de aanslagen tijdig zijn opgelegd.

4.De standpunten van partijen

4.1.
De Inspecteur stelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd omdat de NV bedragen aan belanghebbende betaalde management fees ten laste van de winst heeft gebracht die niet door belanghebbende in de inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen zijn aangegeven. De bezwaren en beroepen zijn volgens de Inspecteur alle te laat ingediend.
4.2.
Belanghebbende heeft erkend dat hij heeft verzuimd de management fees aan te geven maar heeft (naar de Raad begrijpt) gesteld dat de onderhavige aanslagen te laat zijn opgelegd. Hij stelt dat hij sinds 2001 in gesprek is met de Inspecteur over alle aan hem opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Belanghebbende stelt dat hij:
"[v]anaf 2001 tot op heden (...) continu overleg (heeft) gehad met de SIAD. Doch zonder succes. Dit alles heeft met zich meegebracht, dat beide partijen overeen zijn gekomen (...) dat de rechter voor de Inkomsten Belastingen over de jaren 1998, 1999 en 2000 een beslissing moet nemen."
En voorts, dat hij:
"[i]n 2002 en 2005 (heeft) vergaderd met de SIAD over de genoemde heffingen" en dat hij de Inspecteur ook in het jaar 2007 heeft benaderd voor overleg.
5.2
De Raad heeft geen reden aan de authenticiteit van deze verklaringen van belanghebbende te twijfelen. Belanghebbende heeft zijn (fiscale) situatie gedurende de periode vanaf 2001 ter zitting van 20 mei 2013 nog nader toegelicht. Mede gelet op deze nadere verklaringen heeft de Raad de overtuiging gekregen dat belanghebbende in zijn contacten met de Inspecteur van aanvang of zijn bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing voor de jaren 1998 tot en met 2001 uitdrukkelijk aan de Inspecteur kenbaar heeft gemaakt.
5.3.
De Inspecteur heeft belanghebbendes verklaringen op zich niet weersproken en heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aan de Raad geen afschriften van de onderhavige aanslagen, bezwaarschriften en uitspraken op bezwaar overgelegd.
5.4.
In de hiervoor omschreven, bijzondere omstandigheden ziet de Raad reden als volgt te oordelen. Aangenomen moet worden dat belanghebbende ter zake van de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing voor de jaren 1999 tot en met 2001 tijdig in bezwaar is gekomen. Slechts voor de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1998 kan niet daarvan worden uitgegaan, nu deze met dagtekening 4 oktober 2000 is opgelegd en belanghebbende heeft verklaard eerst in 2001 zijn bezwaren aan de Inspecteur te hebben meegedeeld.
5.5.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur heeft te gelden dat niet aannemelijk is geworden dat deze op of omstreeks 27 december 2010 aan belanghebbende bekend zijn gemaakt, zoals de Inspecteur heeft gesteld, en dat evenmin aannemelijk is geworden dat belanghebbende naar behoren op de hoogte is gesteld van de tegen de uitspraken aan te wenden rechtsmiddelen. De Raad is daarom van oordeel dat belanghebbende in zijn onderhavige beroepen moet worden ontvangen.
5.6.
Uit het vorenstaande volgt dat de Inspecteur bij de bestreden uitspraken betreffende de aanslagen voor de jaren 1999 t/m 2001 belanghebbende ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard. Voor de aanslag inkomstenbelasting 1998 geldt dat niet.
5.7
Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat hij bij de vaststelling van de aanslagen voor de jaren 2000 en 2001, welke alle met dagtekening 19 juli 2007 zijn opgelegd, - zoals belanghebbende heeft gesteld - ten onrechte niet de in artikel 10 lid 5 van de Algemene landsverordening belastingen neergelegde (maximale) termijn van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, in acht heeft genomen en dat de aanslagen daarom moeten worden vernietigd. De Raad volgt partijen in dit gezamenlijke standpunt.
5.8.
Met betrekking tot de aanslagen voor het jaar 1999 (alle met dagtekening in april 2002) heeft te gelden dat deze - wel - binnen de hiervoor bedoelde vijfjaarstermijn, dus tijdig, zijn opgelegd. Belanghebbendes standpunt wordt voor dit jaar dan ook verworpen.
5.9.
Met betrekking tot de aanslagen voor het jaar 1999 heeft belanghebbende ter zitting overigens erkend dat hij, zoals de Inspecteur heeft gesteld, heeft verzuimd de management fees in het door hem aangegeven belastbare inkomen en premie-inkomen te begrijpen. De Raad verstaat belanghebbende aldus dat hij zich in zoverre met de opgelegde aanslagen kan verenigen. Nu dit niet getuigt van een onjuist juridisch standpunt, zal de Raad partijen te dezen volgen en de aanslagen voor het jaar 1999 handhaven.
5.10.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting 1998 ongegrond is zodat de aanslag gehandhaafd blijft, dat ook de aanslagen (inkomstenbelasting en premieheffing) voor 1999 worden gehandhaafd en dat de aanslagen (inkomstenbelasting en premieheffing) voor 2000 en 2001 niet in stand kunnen blijven.

6.BeslissingDe Raad:

- verklaart het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting 1998 ongegrond;
- verklaart het beroep betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 1999 gegrond, vernietigt de desbetreffende beschikkingen waarvan beroep, verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaren tegen de aanslagen en handhaaft de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 1999;
- verklaart het beroep betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 2000 en 2001 gegrond, vernietigt de desbetreffende beschikkingen waarvan beroep, verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaren tegen de aanslagen en vernietigt de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing 2000 en 2001.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2013.