In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonbelasting over januari 2011, waarbij zij stelde dat er te veel belasting was ingehouden. De Inspecteur had niet tijdig uitspraak gedaan op het bezwaar, waarna de belanghebbende in beroep ging tegen de fictieve weigering. De Raad oordeelde dat de ministeriële regeling, die de basis vormde voor de inhouding van de loonbelasting, onverbindend was omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten van de Landsverordening inkomstenbelasting (LIB). De minister had de tabelcorrectiefactor, die volgens de wet toegepast moest worden, buiten beschouwing gelaten, wat resulteerde in een hogere belastingdruk voor de belanghebbende. De Raad concludeerde dat de belanghebbende recht had op teruggaaf van een bedrag van Awg 45, dat ten onrechte was ingehouden. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd en de teruggaaf werd gelast.