ECLI:NL:ORBBACM:2012:9

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 augustus 2012
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
201-/45712
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en transfer pricing geschil tussen belanghebbende en de Inspecteur

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de belanghebbende, een onderdeel van een internationaal concern, en de Inspecteur over de opgelegde belastingaanslagen in de winstbelasting voor de jaren 2002 tot en met 2005/2006. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslagen die zijn opgelegd na een boekenonderzoek. De Inspecteur heeft de belanghebbende aangemerkt als een 'Limited Distributor', wat betekent dat de onderneming niet de volledige risico's en verantwoordelijkheden draagt die bij een 'Buy-Sell Distributor' horen. Dit heeft geleid tot een discussie over de juiste methode voor winstbepaling, waarbij de Inspecteur de 'cost-plus' methode heeft toegepast met een marge van 3% op de kosten. De belanghebbende betwist deze kwalificatie en de toegepaste methode, en stelt dat zij aanzienlijke commerciële en financiële risico's loopt.

Tijdens de zittingen zijn verschillende argumenten naar voren gebracht door beide partijen. De Raad heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge toelichtingen een voorlopig oordeel geveld, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen de wholesale en retail activiteiten van de belanghebbende. De Raad heeft partijen verzocht om consistente berekeningen te overleggen die het onderscheid tussen deze activiteiten weerspiegelen. Uiteindelijk hebben partijen op 14 mei 2012 een schikking bereikt, waarbij de Inspecteur de verliezen van de jaren 2000 en 2001 heeft aanvaard en de aanslagen voor de jaren 2002 tot en met 2005/2006 zijn verminderd tot nihil, met uitzondering van het jaar 2004, dat is verminderd tot Awg. 77.985.

De Raad heeft de beroepen gegrond verklaard en de beschikkingen van de Inspecteur vernietigd, waarbij de aanslagen zijn verminderd conform de schikking. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste kwalificatie van de bedrijfsactiviteiten en de toepassing van de juiste methoden voor winstbepaling in belastingzaken.

Uitspraak

Beschikking van 24 augustus 2012, nr. 2010/45710 en nr. 201-/45712
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is op 10 juli 2009 een definitieve aanslag in de winstbelasting opgelegd voor het jaar 2002. Daartegen maakte zij tijdig bezwaar op 16 juli 2009.
1.2.
Aan belanghebbende zijn op 29 december 2009 definitieve aanslagen in de winstbelasting opgelegd voor de jaren 2003, 2004, 2005K en 2005/2006. Belanghebbende is op 25 februari 2010 tijdig in bezwaar gekomen tegen deze aanslagen.
1.3.
Bij uitspraken van 23 augustus 2010 heeft de Inspecteur alle aanslagen gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is op 22 oktober 2010, dus tijdig, tegen de voornoemde vijf uitspraken in beroep gekomen. Bij brief van 14 maart 2011 heeft zij een nader stuk in het geding gebracht.
1.5.
De Inspecteur heeft (in twee delen) op 20 april en 6 mei 2011 een vertoogschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft (eveneens in twee delen) op 29 april en 13 mei 2011 een conclusie van repliek ingediend.
1.7.
Ter zitting van de Raad van 19 mei 2011 te Oranjestad zijn verschenen [B] de voornoemde gemachtigde, tot bijstand vergezeld van [C] PWC, [D] (Deloitte) en [E] (KPMG Aruba, hierna KPMG), alsmede [F] namens de Inspecteur, tot bijstand vergezeld door [G] en [H]. Partijen hebben ieder een pleitnota (met bijlagen) ingebracht.
1.8.
De Raad heeft op 20 mei 2011 een descente gebracht aan het warenhuis van belanghebbende. Ter zitting van diezelfde datum heeft belanghebbende, op het daags daarvoor door de Raad gedane verzoek, nadere stukken in het geding gebracht. Ook de Inspecteur heeft nog een stuk ingebracht.
1.9.
Bij brief van 24 mei 2011 heeft de Raad op enkele materiele punten zijn voorlopige oordeel aan partijen kenbaar gemaakt en belanghebbende verzocht op basis daarvan nadere berekeningen te maken alsmede nog een nadere toelichting te verstrekken.
1.10.
Belanghebbende heeft bij brief van 23 juni 2011 onder meer de verlangde informatie aan de Raad en aan de Inspecteur doen toekomen. De Inspecteur heeft daarop, en op de stukken die ter zitting van 20 mei 2011 waren overgelegd, gereageerd bij brief van 27 september 2011.
1.11.
Bij brief van 12 januari 2012 heeft de Raad op zowel de formele, als enkele materiele aan de orde zijnde geschilpunten zijn voorlopige oordelen aan partijen kenbaar gemaakt
1.12.
Ter zitting van de Raad van 28 maart 2012 te Oranjestad zijn [A] als gemachtigde van belanghebbende en [F] namens de Inspecteur opnieuw verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij met of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Belanghebbende, opgericht op 7 januari 1991, is onderdeel van een internationaal concern. Haar bedrijfsactiviteiten binnen dit concern zijn in maart 2001 gestart. De uiteindelijke aandeelhouder van belanghebbende is [PSMT Inc.], gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika (PSMT-US); zij vormt tezamen met haar gelieerde maatschappijen de groep (PSMT). De onderneming handelt onder de naam "PSMT". Zij exploiteert een winkelketen met onder meet circa 25 warenhuizen in het Caraibische gebied en Midden-Amerika. De lokale vestiging van PSMT verkoopt nagenoeg geheel producten die door PSMT centraal en wereldwijd zijn ingekocht. Deze producten betreffen handelsgoederen, waarop lokaal geen nadere bewerkingen behoeven te worden uitgevoerd. Zo bestaan de werkzaamheden van belanghebbende uit de groot- en detailhandel in voedselproducten, schoonmaakproducten, huishoudelijke apparaten, elektronica, cosmetica, medicijnen, sterke drank, tabak, etc., evenals het verlenen van bepaalde diensten, zoals de exploitatie van een eetgelegenheid, het afdrukken van foto's, etc. Naast de centraal ingekochte en wereldwijd door PSMT verkochte producten, wordt een klein deel van het assortiment door belanghebbende verkochte producten lokaal ingekocht bij in het Caraibische gebied gevestigde leveranciers. Het bedrijfsmodel van PSMT is gebaseerd op zogenoemd lidmaatschapswinkelen, waarbij de klanten een jaarlijkse contributie betalen om bij belanghebbende te kunnen winkelen. Voor `passanten' is het mogelijk om tegen betaling met een dagpas te winkelen.
2.3.
Belanghebbende heeft in haar aangiften winstbelasting over de jaren 2001 tot en met 2006 verliezen verantwoord. In 2009 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek laten uitvoeren naar de aanvaardbaarheid van (onder meer) de aangiften winstbelasting over de jaren 2002 tot en met 2006. Tussen de aankondiging van het onderzoek op 19 november 2008 en het definitieve rapport van het onderzoek, dat (met dagtekening 23 oktober 2009) uitgebracht is op 26 oktober 2009, hebben verscheidene contacten en correspondenties plaatsgehad tussen belanghebbende, haar adviseurs c.q. toenmalige gemachtigden bij KPMG en PSNIT-US enerzijds, en de Arubaanse belastingdienst (SIAD) anderzijds.
2.4.
De discussies tussen partijen werden voor wat betreft de kwestie van de transfer pricing hoofdzakelijk bepaald door de definitie en interpretatie van de verscheidene functies van belanghebbende en haar geleden risico's. In het bijzonder betrof het geschil transfer pricing typologieën, en was het de vraag of belanghebbende is te typeren als een "Limited Distributor" (distributeur met een beperkt risico; of: verkoopfiliaal) of als een "Buy-Sell Distributor" (koop-verkoop' distributeur met een `eigen' risico ter zake van onder meer van debiteuren, voorraad en valuta).
2.5.
Belanghebbende is in het definitieve controlerapport door de controlerend ambtenaren aangemerkt als een "Limited Distributor". Zij concluderen in onderdeel 3.2.4. van hun rapport dat niet belanghebbende, maar PSMT de marketingstrategie van belanghebbende en haar verkoopmix van producten bepaalt en dat belanghebbende daarin nagenoeg geen beslissingsinvloed heeft, omdat haar taken en werkzaamheden bepaald worden door functies en medewerkers van PSMT buiten Aruba en de beslissingsbevoegdheid van belanghebbende beperkt is tot eenvoudige operationele werkzaamheden. Belanghebbende zou geen reële ondernemingsrisico's lopen. Aan belanghebbende kan volgens het rapport daarom niet "dezelfde ondememingswinst of -verlies worden toegekend als bij eenzelfde type onderneming, die wel reële ondernemingsrisico's ondervindt en wel zelfstandig relevante en strategische beslissingen (neemt) ten behoeve van de onderneming". Gelet daarop hebben de controleambtenaren ter berekening van de winst van belanghebbende een "cost-plus" methode toegepast van 3% van haar kosten:
Awg.
2002
2003
2004
2005K
2005/2006
Kosten
45.009.747
44.198.954
48.953.899
32.316.334
56.419.734
Correctie rente
414.409
-
-
526.997
841.199
Saldo
44.595.338
44.198.954
48.953.899
31.789.337
55.578.535
Winst 3% (= gecorrigeerde winst)
1.337.860
1.325.969
1.468.617
953.68
1.667.356
2.6.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur conform het standpunt in het controlerapport de definitieve aanslagen in de winstbelasting voor de jaren 2002 tot en met 2005/2006 opgelegd met, na investeringsaftrek, een totaal verschuldigd bedrag aan winstbelasting van Awg. 2.570.134.
2.7.
Na afloop van het boekenonderzoek is PwC de nieuwe belastingadviseur geworden van belanghebbende.
2.8.
Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende ingebracht rapport "Responses to the Transfer Pricing Issues Raised bij the Servicio di Impuesto y Aduana" van 26 februari 2010 opgesteld door Deloitte Tax LLP (hierna: Deloitte), waarin het definitieve controle-rapport van de SIAD onder de loep is genomen. Section 4, Conclusion (p. 22) van dit rapport, waarin belanghebbende wordt aangeduid als IFD, vermeldt:
"In the light of the technical and factual statements contained above, this memorandum provides a compelling case as to why the start-up losses incurred by IFD during the years under review are consistent with the profitability that a third party distributor could have expected under similar facts and circumstances.
In other words, if a third party had entered into a franchise agreement with PSMT-US to develop in the Aruban market and distribute products, the third party would have been exposed to the same market and volume risks, and therefore if it would have incurred startup losses, until reaching a critical volume of sales to cover its fixed costs. Assuming that the third party would have managed to develop the market as efficiently as IFD, the third party would have also started generating an operating profit. (...) "
2.9
Voorts is door belanghebbende een aanvullende rapportage van Deloitte van 10 maart 2011 ingebracht, waarin is aangegeven dat, zo al de "cost-plus" methode dient te worden toegepast om de winst van belanghebbende te berekenen, eerder een 'plus' van 1% (en niet van 3%) geëigend is.

3.Het geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
a) moet aan belanghebbende het functieprofiel "Limited Distributor" (standpunt van Inspecteur) of dat van "Buy-Sell Distributor" (standpunt van belanghebbende) worden toegekend?;
b) kan de winst van belanghebbende, die ingevolge artikel 3, lid 2, van de Landsverordening Winstbelasting dient te worden vastgesteld op basis van goed koopmansgebruik, worden berekend met behulp van de "cost-plus" methode?;
c) is toepassing van de "cost-plus" methode in strijd met het gelijkheidsbeginsel?;
d) indien de "cost-plus' methode dient te worden toegepast, is dan een 'plus' van 2% of 3% in dit geval buitensporig en een 'plus' van 1% of 1,5% passend?
e) dient de 'plus' mede te worden berekend over de 'intercompany' rentekosten en (andere) niet-operationele kosten?;
f) zijn de aangegeven verliezen over 2000 en 2001 verrekenbaar met de winsten van de latere jaren?
Voorts worden partijen verdeeld gehouden door een reeks van geschilpunten van formeelrechtelijke aard.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de feiten in het boekenonderzoek onjuist zijn vastgesteld en dat het onderzoek op onrechtmatige wijze is uitgevoerd. Belanghebbende meent dat zij terecht haar belastbare winst altijd heeft berekend volgens goed koopmansgebruik, dat zij altijd op een 'at arm's length' basis zaken heeft gedaan met haar moedermaatschappij PSMT-US en dat zij, in tegenstelling tot de conclusie in het controlerapport, aanzienlijke commerciële en financiële risico's loopt en verantwoordelijkheden draagt.
4.2.
De Inspecteur is van mening dat de feiten en omstandigheden weergegeven in het controlerapport wel een juist en betrouwbaar beeld geven van de activiteiten van belanghebbende en haar functie binnen de PSMT Groep. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat het feitencomplex zoals in het controlerapport is opgenomen, om latere discussies te voorkomen, van tevoren aan belanghebbende is voorgelegd en bevestigd, niet alleen door belanghebbende maar ook door PSMT-US, en dat tijdens de twee slotgesprekken het weergegeven feitencomplex niet is weersproken of ter discussie is gesteld.
4.3.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Het voorlopige oordeel van de Raad

Bij brief van 24 mei 2011 heeft de Raad een voorlopig oordeel gegeven over de materiele geschilpunten. Voorts zijn partijen in de gelegenheid gesteld om op onderdelen van hun geschil een overeenstemming te bereiken aan de hand van het voorlopige oordeel. De brief vermeldt:
"Naar het voorlopige oordeel van de Raad dient ter vaststelling van de door belanghebbende (hierna: IFD) in de onderhavige jaren behaalde at arm's length winst een onderscheid te worden gemaakt tussen de wholesale activiteiten van IFD en de door haar verrichte activiteiten als retailer.
Wat de wholesale activiteiten betreft, kan naar het voorlopige oordeel van de Raad in beginsel worden aangesloten bij de door IFD in haar aangiften winstbelasting gehanteerde methode van winstberekening. Naar de Raad begrijpt maken de wholesale activiteiten van IFD op dit moment circa 20% van haar omzet uit. (...)
Voor de retail activiteiten komt het de Raad vooralsnog geraden voor om de door IFD behaalde winst te berekenen aan de hand van de zogeheten resale price methode, uitgaande van de lokaal door IFD gerealiseerde verkoopprijzen en rekening houdend met de door haar ter zake gemaakte kosten en lasten.
Voor zover kosten en lasten niet rechtstreeks aan de ene of de andere activiteit kunnen worden toegerekend, stelt de Raad zich vooralsnog voor deze ponds/ponds-gewijze aan de beide onderscheiden activiteiten (wholesale/retail), naar rato van omzet, toe te rekenen.
De door PSMT Inc., USA (...), aan IFD voor geleverde retail artikelen in rekening gebrachte (verreken)prijzen kunnen vervolgens met inachtneming van een (in procenten uit te drukken) marge voor IFD met inachtneming van het vorenstaande worden berekend.
De Raad verzoekt IFD om voor de jaren 2001 tot en met 2005 (dus inclusief het in deze procedure niet rechtstreeks aan de orde zijnde jaar 2001) consistente en onderling vergelijkbare berekeningen (van omzet, operationele winst, belastbare winst en belastbaar bedrag) over te leggen waarin het bedoelde onderscheid wholesale/retail tussen de activiteiten van IFD en de hiervoor bedoelde kostentoerekening tot uitdrukking komen. De Raad verzoekt IFD drie versies van deze berekeningen te maken, te weten, uitgaande van een door IFD behaalde marge op de retail omzet van respectievelijk 1%, 2% en 3%. De berekeningen dienen van een toelichting te zijn voorzien. (...)
De Raad verzoekt IFD om bij die gelegenheid tevens een nadere toelichting te geven bij haar antwoord op de derde vraag zoals verstrekt in haar brief van 20 mei 2011. Uit dat antwoord kan namelijk (nog) niet worden opgemaakt waarom het door haar aangegeven verlies voor 2004 circa Afl. 2 miljoen hoger ligt dan dat voor de overige jaren, nu kennelijk de daar bedoelde verhoging van de doorbelaste headquarter kosten in 2004 met ook voor de jaren 2001 t/m 2003 ineens in rekening is gebracht, en in 2005 kennelijk de doorbelaste headquarter kosten op het hogere niveau zijn gehandhaafd.
De Inspecteur zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld binnen een termijn van eveneens 4 weken op de door IFD overgelegde informatie te reageren.
Het staat partijen overigens steeds vrij om, voor het geheel of op onderdelen van de berekeningen, overeenstemming (omtrent de te hanteren parameters) te bereiken."

6.Het nadere voorlopige oordeel van de Raad

Partijen hebben beiden per mail gereageerd op het voorlopige oordeel. van de Raad. Dit was voor de Raad aanleiding een nader voorlopig oordeel te formuleren. De Raad heeft in een mailbericht van 12 januari 201 2 aan partijen zijn nadere voorlopige oordeel gegeven omtrent een aantal formele kwesties en een paar materiele geschilpunten. Voorts zijn partijen verzocht om een schikking te treffen, uitgaande van dit oordeel. Het nadere voorlopige oordeel van de Raad luidt: "1.1. Verworpen worden de stellingen van belanghebbende:
  • i) dat zij aan de gang van zaken tijdens het boekenonderzoek door de Belastingdienst dan wel het-
  • ii) dat de Inspecteur onrechtmatig en/of onbevoegdelijk heeft gehandeld tijdens het boeken- onderzoek bij belanghebbende (hetgeen overigens met inhoudt dat de in het
dat artikel 3, tweede lid, (dan wel artikeh5) van de Landsverordening winstbelasting in de weg staat aan toepassing van een
cost-plusmethode dan wel een
resale minus(of
resale prive)methode dan wel een
transactional net marginmethode;
(iv) dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden als de winst van belanghebbende volgens een van de hiervoor bedoelde methoden wordt vastgesteld, terwijl een dergelijke methode niet bij hotel(keten)s, merkwinkels en (andere) .warenhuizen wordt gehanteerd.
1.2.
Evenzo wordt verworpen de stelling van de Inspecteur dat de verslagen van de interviews met medewerkers van belanghebbende niet aan haar behoeven te worden overgelegd.
2.1.
De Raad is voorts van oordeel dat hij zich niet misleid voelt doordat belanghebbende naar aanleiding van vragen van de Raad aan haar op 19 mei 2011 om nieuwe enters -voor de jaren tot en met 2010/2011 - te produceren, ter zitting van 20 mei 2011 een enigszins andere methode van berekening van haar winsten
("subsidiary position")inbracht. Reeds bij een eerste lezing van de desbetreffende productie was immers duidelijk (zie 2.3 hierna) dat er geen sprake was van een poging tot misleiding door belanghebbende.
2.2.
De Raad betreurt het overigens dat de Inspecteur onvoldoende in de gelegenheid is geweest om reeds ter zitting van 20 mei 2011 kennis te nemen van deze nieuwe berekeningsmethode en daarop te reageren. De briefwisseling tussen partijen na de zitting heeft, naar het oordeel van de Raad, voorzien in de behoefte van partijen om haar visie op deze productie te geven.
2.3.
Het ging bij de nieuwe cijfers om een correctie van de eerdere berekeningen. Bij die eerdere berekeningen was- naar de mening van belanghebbende: abusievelijk- de post
intercompany interestreeds op de omzet, i.e. bij de berekening van de operationele winst, in mindering gebracht. Volgens belanghebbende is sprake van niet-operationele kosten.
De Inspecteur is van mening dat de eerdere berekeningswijze juist was; volgens haar vormen de bewuste interestlasten operationele kosten.
2.4.
Naar de Raad begrijpt, handhaaft belanghebbende, in het licht van het voorgaande, niet haar stelling dat, indien de
resale minusmethode wordt toegepast, met een hoger percentage dan 1 kan worden gehanteerd omdat de Inspecteur al met een 1% winstmarge (conform de berekeningen van voor 20 mei 2011) akkoord was.
3.1.
Partijen worden vooral verdeeld gehouden door het antwoord op de (materiele) vraag of de onderneming van belanghebbende het karakter heeft van een
buy-sell distributorof van een
limited risk distributor.Voor de standpunten van beide partijen zijn goede argumenten aan te voeren, maar de Raad is voorlopig van oordeel dat de onderneming van belang- hebbende in overheersende mate als een
limited risk distributoris te beschouwen, zodat toepassing van een
resale pricemethode of de
transactional net marginmethode de meest aangewezen methode van vaststelling van de winst is.
3.2.
Partijen hebben gezamenlijk geconcludeerd dat het gezien de bedrijfsuitoefening van belanghebbende niet geëigend (en bovendien niet goed mogelijk) is om voor de winst- berekening een splitsing aan te brengen tussen de wholesale en de retail activiteiten van belanghebbende. De Raad volgt partijen in haar conclusie.
3.3.
De Raad is, tot slot, voorlopig van oordeel dat onjuist is het standpunt van belanghebbende dat bij de berekening van de belastbare bedragen voor de jaren 2002 tot en met 2005/2006, het voor het jaar 2001 aangegeven verlies moet worden verrekend.
Gelet op het vorenstaande geeft de Raad partijen in overweging om, voor de onderhavige jaren 2002 tot en met (boekjaar) 2005/2006, tot een minnelijke regeling te komen waarbij de
resale pricemethode (feitelijk de
transactional net marginmethode) wordt toegepast uitgaande van een marge van 1,5%) van de omzet. Daarop komen de niet-operationele kosten (waaronder rentekosten, bijzondere uitgaven en de investering-aftrek) in mindering tot de bedragen die door belanghebbende zijn vermeld in de bijlagen bij haar brief aan de Raad van 23 juni 2011. Het voor 2001 aangegeven verlies komt met voor verrekening ui aanmerking.
De Raad geeft partijen voorts in overweging om deze regeling mede te hanteren voor de jaren na het boekjaar 2005/2006 (bijvoorbeeld tot en met het jaar 2010/2011 ), welke dus geen onderwerp van deze procedure uitmaken. Daarbij kan worden uitgegaan van de niet-operationele kosten als vermeld in de ter zitting van 20 mei 2011 overgelegde bijlage I."

7.De schikking tussen partijen

Nadat partijen op 9 februari 2012 op hoofdlijnen een mondelinge overeenstemming hadden bereikt om hun geschil in der minne op te lossen en nadat zij ter zitting van de Raad ur maart 2012 waren verschenen, hebben zij op 14 mei 2012 een schikking gesloten. De schikking houdt onder meer in:
"Verlies 2000
De Belastingdienst aanvaardt het verlies van 2000 zoals aangegeven in de winstbelastingaangifte van IFD ten bedrage van Awg. 270.305. Dit verlies kan verrekend worden in de volgende belastingjaren.
Verlies 2001
De Belastingdienst aanvaardt bet verlies van 2001, berekend overeenkomstig de "Transactional Net Margin Method" met een netto winstmarge (operating margin) van 1,5%. Nadat rekening is gehouden met rente-inkomsten ten bedrage van 131.764, bedraagt het belastbaar resultaat (verlies) voor het jaar 2001 Awg. 364.861. Dit verlies kan verrekend worden in de volgende belastingjaren.
Jaren boekenonderzoek (2002-2005/2006)
Voor de jaren van het boekenonderzoek is een schikking bereikt voor toepassing van een netto winstmarge ('operating margin) van 1,5% (rendement op verkopen, 'return on sales'). Onder de voorwaarden van de schikking voor deze jaren zijn niet-operationele kosten (waaronder rentekosten, bijzondere uitgaven en investeringsaftrek) in mindering gebracht van de exploitatie-inkomsten (operating income') en de niet-operationele inkomsten (zoals rente-inkomsten) zijn toegevoegd tot de exploitatie-inkomsten (operating income).
(. . .)
sa
mengevat zijn de jaarlijkse belastbare resultaten als volgt:
Jaar
Belastbaar resultaat voor verliescompensatie
Verliescompensatie
Belastbaar resultaat na verliescompensatie
Verschuldigde winstbelasting
2002
-79.733
-79.733
2003
429.565
-429.565
2004
508.1.48
-285.334
222.814
77.985
2005K
-313.15
-313.15
2005/2006
-22.313
-22.313
Totaal Awg.
77.985
Jaren na boekenonderzoek (2006/2007 — 2010/2011).
Als onderdeel van de schikking zijn partijen ook tot een schikking gekomen voor de behandeling van de jaren na het boekenonderzoek. Dc belastbare resultaten van IFD voor deze jaren worden op dezelfde wijze berekend als de jaren van bet boekenonderzoek. Op basis van bet bovenstaande bedraagt de totale verschuldigde winstbelasting over de jaren 2006/2007 tot 2010/2011 Awg.704.553.
(…)
Samengevat zijn de jaarlijkse belastbare resultaten als volgt:
Jaar
Belastbaar resultaat voor verliescompensatie
Verliescompensatie
Belastbaar resultaat na verliescompensatie
Verschuldigde winstbelasting
2006/2007
406.083
-335.463
70.62
21.421
2007/2008
682.885
682.885
191.208
2008/2009
627.746
627.746
175.769
2009 /2010
577.634
577.634
161.737
2010/2011
551.492
551.492
154.418
Totaal Awg.
704.553
De Belastingdienst stemt ermee in, op voorwaarde dat voornoemde bedragen volledig worden betaald, geen verder boekenonderzoek voor de winstbelasting voor de belastingjaren 2006/2007 tot 2010/2011 uit te voeren. Na ondertekening van deze schikkingsovereenkomst en betaling van de verschuldigde winstbelasting, warden alle jaren tot en met 2010/2011 voor belastingdoeleinden als "afgesloten" beschouwd; er worden geen verdere correcties aangebracht, noch door IFD, noch door de Belastingdienst.
Na ontvangst van een exemplaar van deze overeenkomst, getekend door beide partijen, en de herziene/definitieve aanslagen voor de perioden 2002-2010/2011, verbindt IFD zich ertoe afstand te doen van zijn recht van bezwaar en beroep bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken inzake de jaren die onder deze overeenkomst vallen. ("Geen van beide partijen zijn gebonden door deze schikking voor de jaren na 2010/2011 (...).
Aanslagen jaren boekenonderzoek 2002-2005/2006.
De winstbelastingaanslagen over de jaren 2002 tot en met 2005/2006 (zie hieronder) warden verminderd volgens bovengenoemde schikkingsovereenkomst. De aanslagen warden zonder boete verminderd.
Winst belastingaanslag
Belastingjaar
Datum
Aanslag nummer
Bedrag aanslag
Definitief
2002
10 juli 2009
190072640
7511.729
Definitief
2003
29 dec. 2009
190095194
451.08
Definitief
2004
29 dec. 2009
190095195
500.885
Definitief
2005
29 dec. 2009
190095196
902.44
Totaal Awg.
2.570.134
Aanslagen jaren na boekenonderzoek 2006/2007 — 2010/2011.
De winstbelastingaanslagen over 2006/2007 tot en met 2010/2011 worden opgelegd in overeenstemming met bovengenoemde schikkingsovereenkomst. De aanslagen worden opgelegd zonder rente en boete.
IFD verbindt zich ertoe het beroep (de beroepen) inzake de belastingaanslag(en) die onder deze overeenkomst vallen in te trekken na ondertekening van deze schikkingsovereenkomst door beide partijen en nadat de Belastingdienst de volgens deze overeenkomst verminderde winstbelastingaanslagen voor 2002-2010/2011 aan IFD heeft verstrekt. Ten bewijze hiervan zal IFD een kopie van de intrekking van de beroepen toesturen na ontvangst van de herziene aanslagen.
(…).
IFD stemt in met betaling van de nieuwe/herziene aanslagbedragen die hiervoor zijn omschreven in totaal Awg. 782.5.38 binnen twee (2) maanden nadat de aanslagen zijn opgelegd/herzien en in dat geval is er been rente verschuldigd. Indien IFD om de een of andere reden niet zou betalen binnen twee maanden na ontvangst van de herziene aanslagen, begint de rente te lopen op de datum van twee maanden na ontvangst van de aanslagen tot aan dergelijke betaling naar het toepasselijke wettelijke percentage.
(…).
IFD behoudt alle rechten en middelen en heeft zijn voornemen geuit om vergoeding van de kosten in verband met voornoemde aanslagen in een civiele zaak te vorderen. Op dit punt behoudt SIAD zich het recht voor zich tegen deze civiele vordering te verdedigen.
Partijen bevestigen dat de overeenkomst niet door bedreiging (artikel 3:44, lid 2, Burgerlijk Wetboek Aruba), bedrog (artikel 3:344, lid 3, Burgerlijk Wetboek Aruba) of misbruik van omstandigheden (artikel 3:344, lid 4, Burgerlijk Wetboek Aruba) tot stand is gekomen.
In geval van strijd tussen deze tekst en een in een andere taal gestelde tekst van deze schikking prevaleert de Nederlandse tekst."

8.Het oordeel van de Raad

Partijen hebben op 14 mei 2012 een vaststellingsovereenkomst (door partijen een "schikking" genoemd) gesloten ter beëindiging van een geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens geldt. De overeenkomst heeft naar de Raad begrijpt ten doel om de gerezen geschillen tussen partijen van zowel formele als materiele aard te beslechten. De overeenkomst betreft zowel de wederzijdse aanvaarding van feiten en hun duiding voor fiscale doeleinden als de gezamenlijke beantwoording van rechtsvragen. Aan de vaststelling zijn partijen gebonden, ook indien later mocht blijken dat de feiten en/of hun fiscale duiding en/of de van toepassing zijnde rechtsregels anders zijn dan zij bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst aannamen. De Inspecteur is dan ook gehouden de aanslagen in de winstbelasting over de jaren die niet in geding zijn gebracht bij de Raad nu (nader) vast te stellen als is bepaald in de vaststellingsovereenkomst.
Voor wat betreft de aanslagen die in dit geding zijn voorgelegd zal. de Raad de aanslagen Voor de belastingjaren. 2002, 2005, 2005K en 2005/2006 conform de vaststellingsovereenkomst verminderen tot nihil en de aanslag voor het jaar 2004 verminderen tot een bedrag van Awg. 7.985.

9.Beslissing

De Raad verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en vermindert de aanslagen in de winstbelasting over de belastingjaren 2002, 2003, 2005K en 2005/2006 tot nihil en de aanslag over 2004 tot Awg. 77.985.
Aldus vastgesteld in raadkamer door mrs. MT. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en E.F. Faase in tegenwoordigheid van de secretaris P.M. Isenia en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2012.