Uitspraak
zitting houdende op Curaçao,
gemachtigde [A],
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de winstbelasting voor het jaar 2004, opgelegd door de Inspecteur, en een vergrijpboete. De naheffingsaanslag, die op 12 januari 2006 werd opgelegd, betrof een belastbare winst van Naf 16.704, met een vergrijpboete van Naf 4.176. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag en verlaagde de boete tot Naf 2.505. Hierop heeft belanghebbende op 29 november 2010 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 november 2011 zijn beide partijen vertegenwoordigd door gemachtigden.
Het geschil draait om de vraag of de cessantia-voorziening, die belanghebbende heeft gevormd, correct is berekend. Belanghebbende stelt dat zij de voorziening op juiste wijze heeft berekend door rekening te houden met zowel verstreken als toekomstige dienstjaren. De Inspecteur daarentegen meent dat de voorziening enkel op basis van verstreken dienstjaren moet worden berekend. De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende een juridisch afdwingbare verplichting heeft tegenover haar werknemers op basis van de Cessantia-landsverordening. De Raad oordeelt dat de berekeningswijze van belanghebbende niet in overeenstemming is met goed koopmansgebruik, omdat de lasten moeten worden toegerekend aan de jaren waarin de dienstbetrekking voortduurt.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het niet mogelijk is om een cessantia-voorziening te vormen voor werknemers met een pensioenregeling die meer bedraagt dan tweemaal het wettelijke ouderdomspensioen, omdat er geen verplichting bestaat tot het doen van een cessantia-uitkering. De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak, heft de opgelegde boete op en handhaaft de naheffingsaanslag voor het overige. De uitspraak is gedaan op 15 augustus 2012.