In deze zaak gaat het om een inwoner van Engeland die een vliegcursus volgde op Curaçao als voorwaarde voor een dienstbetrekking bij een lokale luchtvaartmaatschappij. De belanghebbende had kosten van € 5.000 (Naf. 11.650) voor deze cursus gemaakt en wilde deze kosten als verwervingskosten in mindering brengen op zijn belastbaar inkomen. De Inspecteur weigerde deze aftrek, omdat de belanghebbende op het moment van de cursus nog inwoner van Engeland was en niet van Curaçao.
De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat de kosten van de vliegcursus niet als verwervingskosten konden worden aangemerkt, omdat deze kosten toerekenbaar waren aan de periode waarin de belanghebbende nog in Engeland woonde. De Raad stelde vast dat de belanghebbende zich op 3 november 2007 op Curaçao had gevestigd, maar dat de kosten van de vliegcursus vóór deze datum waren gemaakt.
De Raad concludeerde dat de belanghebbende niet aan de voorwaarden voldeed om de kosten als aftrekbaar te beschouwen, aangezien hij op het moment van de cursus geen inwoner van de Nederlandse Antillen was en de kosten niet konden worden toegerekend aan een binnenlandse bron van inkomen. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Inspecteur.
De uitspraak werd gedaan in raadkamer op 13 april 2012 door de rechters M.T. Boerlage, Th. Groeneveld en G.J. van Muijen, met de secretaris mr. P.M. Isenia aanwezig. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.