ECLI:NL:ORBBACM:2012:11

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 augustus 2012
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
2011/48699, 2011/48709 en 2011/52490
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening in belastingzaken

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 augustus 2012 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende, die een hotel en restaurant exploiteert, had personeelskosten doorbelast aan haar zustervennootschap, maar de Inspecteur betwistte of hierover omzetbelasting verschuldigd was. De Raad moest beoordelen of het leerstuk van kosten voor gemene rekening van toepassing was, wat inhoudt dat kosten die door meerdere partijen gezamenlijk worden gedragen, op een vooraf afgesproken wijze verdeeld kunnen worden zonder dat hierover omzetbelasting verschuldigd is.

De Raad oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat de verdeelsleutels voor de personeelskosten vooraf waren overeengekomen en vastgesteld. De Inspecteur had gemotiveerd betwist dat er sprake was van vooraf vastgestelde verdeelsleutels en stelde dat de samenwerkingsovereenkomst en de vastleggingen van de verdeelsleutels achteraf waren opgesteld. De Raad concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de jaarlijkse verdeelsleutels steeds vooraf waren overeengekomen, waardoor het leerstuk van kosten voor gemene rekening niet kon worden toegepast. Dit leidde tot de conclusie dat belanghebbende omzetbelasting had moeten afdragen over de doorbelaste personeelskosten.

Daarnaast werd de verzuimboete die aan belanghebbende was opgelegd, terecht geacht, aangezien het niet betalen van de omzetbelasting aan haar schuld te wijten was. De Raad verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de Inspecteur werden bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie bij het doorbelasten van kosten tussen gelieerde ondernemingen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 16 augustus 2012, nrs. 2011/48699, 2011/48709' en 2011/52490
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Bonaire,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigden [A] en [B],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is op 30 december 2008 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd voor de maand december 2003 naar een bedrag aan omzetbelasting van Naf. 33.225. In de naheffingsaanslag is een boete van Naf. 4.983 begrepen.
1.2
Belanghebbende is op 19 februari 2009 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 30 september 2011 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot Naf 3.322.
1.3
Belanghebbende is op 15 november 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
Aan belanghebbende is op 30 juni 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd
voor de maand december 2004 naar een bedrag aan omzetbelasting van Naf. 33.208. In de naheffingsaanslag is een boete van Naf 4.981 begrepen.
1.5
Belanghebbende is op 29 juni 2009 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 30 november 2010 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot Naf 3.652.
1.6
Belanghebbende is op 27 januari 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Op 18 april 2011 is een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.7
Aan belanghebbende is op 30 juni 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd
voor de maand december 2006 naar een bedrag aan omzetbelasting van Naf. 63.032. In de naheffingsaanslag is een boete van Naf 9.454 begrepen.
1.8
Belanghebbende is op 29 juni 2009 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 30 november 2010 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot Naf 6.933.
1.9
Belanghebbende is op 26 januari 2011 tijdig tegen deze uitspraak in beroep gekomen. Op 18 april 2011 is een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.1
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.11
Ter zitting van 23 maart 2012 te Kralendijk zijn verschenen [B] en [C] namens belanghebbende en [D] en [E] namens de Inspecteur.
1.12
Belanghebbende en de Inspecteur hebben beiden een pleitnota ingediend.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende exploiteert een hotel en daarbij behorend restaurant.
2.2
Werknemers in dienst van belanghebbende zijn ook werkzaam bij haar zustervennootschap
[B.V.]. Die zustervennootschap verzorgt diverse watersportactiviteiten, met name duiktrips, vanaf het eiland. De werknemers verrichten onder meer administratieve, receptie-en reserveringswerkzaamheden voor de beide vennootschappen en verzorgen haar beider salarisadministratie. Belanghebbende belast de desbetreffende personeelskosten zonder een winstopslag en zonder terzake omzetbelasting in rekening te brengen, door aan [B.V.].
2.3
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar de juistheid van haar aangiften
loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 2003 tot en met 2006. Op 6 november 2008 heeft de Stichting Belastingaccountantsbureau (hierna: Stichting BAB) een rapport van het boeken-onderzoek opgesteld.
2.4
Dit boekenonderzoek heeft geleid tot het drietal naheffingsaanslagen in de omzetbelasting welke, voor zover in deze procedure relevant, zijn opgelegd omdat in de opvatting van de Inspecteur bij het doorbelasten van personeelskosten geen sprake is van kosten voor gemene rekening zodat de heffing van omzetbelasting daarover niet achterwege kon blijven. In de naheffingsaanslagen zijn vanwege lichte schuld verzuimboetes van 15% begrepen. Bij uitspraak op bezwaar zijn de boetes verminderd vanwege de lange behandelduur van het bezwaarschrift.
2.5
Op 5 november 2008 heeft belanghebbende, tijdens de bespreking van het concept controle-
rapport van 22 september 2008 met de Inspecteur, een overeenkomst voor gemeenschappelijke kosten gedateerd op 1 januari 2004 (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) overgelegd. In deze overeenkomst is vermeld dat het gaat om een schriftelijke vastlegging van "reeds gedurende aanvang 2003 mondeling gemaakte afspraken".
Tijdens een bespreking op 17 februari 2009, heeft belanghebbende voorts schriftelijke vastleggingen overgelegd van de verdeling (in de vorm van in percentages uitgedrukte verdeelsleutels) van de gezamenlijke personeelskosten over de jaren 2003, 2004, 2005 en 2006 welke steeds zijn gedagtekend begin januari van het desbetreffende jaar.
De samenwerkingsovereenkomst is, zowel namens belanghebbende als namens [B.V.], ondertekend door de algemeen directeur, en door de general manager; de vier vastleggingen van de verdeelsleutels zijn steeds, namens beide partijen, enkel ondertekend door de algemeen directeur en (middellijk) grootaandeelhouder van belanghebbende.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of ter zake van de door belanghebbende aan haar zustervennootschap doorbelaste personeelskosten omzetbelasting is verschuldigd. In het bijzonder is in geschil of op die kosten het leerstuk van de kosten voor gemene rekening kan worden toegepast.
4.
De standpunten van partijen
4.1
Belanghebbende stelt dat er sprake is van kosten voor gemene rekening. Belanghebbende meent dat aan alle voorwaarden is voldaan voor de toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening, zoals die volgen uit het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2000, nr. 43930, BNB 2009/41. Belanghebbende wijst op de samenwerkingsovereenkomst en de elk jaar aan het begin van het jaar afgesproken verdeelsleutels. De Inspecteur beschikt, aldus belanghebbende, niet over bewijs dat de overeenkomst(en) inzake de verdeling van gemeenschappelijke kosten pas is (zijn) opgemaakt nadat belanghebbende door de Inspecteur is geconfronteerd met correctievoorstellen. De Inspecteur heeft niet eerder naar de overeenkomsten gevraagd. Bij toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening mag de afgesproken verdeelsleutel ieder jaar (vooraf) worden gewijzigd. Uit de arbeidsovereenkomsten van de personeelsleden volgt dat zij werkzaamheden verrichten voor zowel [B.V.] als belanghebbende. Belanghebbende heeft geen winstopslag in rekening gebracht. Ook personeelskosten zijn te behandelen als kosten van derden. Uit het voormelde arrest BNB 2009/41 volgt dat bij kosten voor gemene rekening die zich voordoen vanaf 1 maart 2001 het leerstuk kan worden toegepast ook als de verdeelsleutel pas op 31 augustus 2001 is vastgesteld, aldus nog steeds belanghebbende.
4.2
De Inspecteur meent dat het leerstuk van kosten voor gemene rekening niet van toepassing is in de Nederlandse Antillen. Er is sprake van belaste dienstverlening. Het leerstuk van de kosten voor gemene rekening kan voorts niet worden toegepast omdat niet wordt voldaan aan de vereisten die zijn gesteld in het arrest van de Hoge Raad van 23 april 1997, nr. 32166, BNB 1997/301. Er is volgens de Inspecteur geen van te voren vaststaande verdeelsleutel overeengekomen. De door belanghebbende overgelegde samenwerkingsovereenkomst en de vastleggingen van de jaarlijkse verdeelsleutels zijn achteraf opgemaakt. Dit volgt uit het gegeven dat zowel tijdens het boekenonderzoek als in een bespreking op 28 augustus 2008 is gevraagd naar een overeenkomst voor gemeenschappelijke kosten en die overeenkomst pas later is aangeleverd. Voorts wordt in de overeenkomst voor gemeenschappelijke kosten die op 1 januari 2004 zou zijn gesloten verwezen naar "reeds gedurende aanvang 2003 mondeling gemaakte afspraken". Er wordt in januari 2004 dus verwezen naar mondelinge afspraken terwijl reeds op 5 januari 2003 schriftelijk de verdeelsleutel over 2003 zou zijn vastgelegd. Bij toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening kan de verdeelsleutel volgens de Inspecteur bovendien niet per jaar worden gewijzigd. Een verdeelsleutel geldt voor de duur van de gemeenschappelijkheid, dus tot en met het toe- en uittreden van ondernemers.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Belanghebbende beroept zich op het leerstuk van de kosten voor gemene rekening. Naar het oordeel van de Raad kan dit leerstuk slechts worden toegepast indien een samenwerkingsovereenkomst tussen twee of meer ondernemers is gesloten en een daarop gestoelde, voorafgaande verdeelsleutel van de desbetreffende kosten is overeengekomen en vastgesteld. Het is aan belanghebbende te bewijzen dat aan deze beide voorwaarden is voldaan.
5.2
De Inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van vooraf vastgestelde verdeelsleutels van gemeenschappelijke personeelskosten. Naar het oordeel van de Raad heeft de Inspecteur het vermoeden aannemelijk gemaakt dat de verdeelsleutels achteraf zijn vastgesteld en dat de desbetreffende schriftelijke vastleggingen achteraf zijn opgemaakt. De Raad overweegt daartoe als volgt.
De samenwerkingsovereenkomst, ondertekend op 1 januari 2004, is eerst op 5 november 2008, daags voor het uitbrengen van het definitieve controlerapport, aan de Belastingdienst overgelegd. Vervolgens heeft belanghebbende enkele maanden daarna (onder meer) een op 5 januari 2003 gedateerde vastlegging en ondertekening van de verdeling van de gezamenlijke personeelskosten voor het jaar 2003 overgelegd, dit terwijl er in de samenwerkingsovereenkomst werd verwezen naar "reeds gedurende aanvang 2003 mondeling gemaakte afspraken". De Inspecteur heeft gesteld dat het hem vreemd voorkomt dat in de samenwerkingsovereenkomst wordt gesproken over eerder
mondelinggemaakte afspraken terwijl er reeds op 5 januari 2003
schriftelijkeafspraken zouden zijn gemaakt. Voorts heeft de Inspecteur in het vertoogschrift verklaard en ter zitting herhaald dat reeds tijdens het boekenonderzoek en ook bij een bespreking op 28 augustus 2008 is gevraagd naar (het bestaan van) een overeenkomst als de onderhavige samenwerkingsovereenkomst inclusief de vastleggingen van de verdeelsleutels, en dat hierop toen door belanghebbende slechts is gereageerd met de mededeling dat hiernaar zal worden gekeken. De Raad heeft geen reden om aan deze verklaring van de Inspecteur te twijfelen; zij komt de Raad ook aannemelijk voor. Het ligt immers voor de hand dat de controlerende ambtenaren, geconfronteerd met de stelling dat sprake is van gemeenschappelijke kosten die volgens afspraak tussen gelieerde partijen worden verdeeld, naar onderliggende (bewijs)stukken hebben gezocht en daarnaar hebben gevraagd. Daartegenover staat dat belanghebbende ook ter zitting, desgevraagd, geen genoegzame verklaring heeft kunnen geven voor het late tijdstip van verstrekking aan de Inspecteur van de gevraagde stukken en evenmin voor de hiervoor gesignaleerde, tegenstrijdige redactie ervan. Voorts zijn alle vastleggingen van verdeelsleutels enkel door een persoon, de directeur/grootaandeelhouder van de beide betrokken partijen, ondertekend, worden deze door belanghebbende ingebrachte bewijsstukken niet door verklaringen van derden ondersteund en heeft belanghebbende ook geen nader bewijs omtrent de hier aan de orde zijnde gang van zaken aangeboden.
5.3
De Raad komt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op hetgeen overigens uit de gedingstukken blijkt, tot de slotsom dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jaarlijkse verdeelsleutels steeds vooraf zijn overeengekomen en vastgesteld. Het leerstuk van kosten voor gemene rekening kan derhalve niet worden toegepast. Belanghebbende had ter zake van de aan haar zustervennootschap doorbelaste personeelskosten omzetbelasting in rekening moeten brengen en afdragen.
5.4
De ook in geschil zijnde verzuimboete is naar het oordeel van de Raad terecht aan belanghebbende opgelegd. Het is aan haar schuld te wijten geweest dat geen omzetbelasting is betaald ter zake van de dienstverlening aan haar zustervennootschap. Er is geen sprake van (en belanghebbende heeft dat ook niet gesteld) een pleitbaar standpunt.
5.5
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de beroepen ongegrond zijn.

6.Beslissing

De Raad verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage, C.W.M. van Ballegooijen en E.F. Faase in tegenwoordigheid van de secretaris mr. P. Isenia en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2012.
‘De dossiers met kenmerknummers 48709 en 53745 zijn identiek. Ook de dossiers 48699 en 53712 zijn identiek. De Raad beschouwt de verlening van twee kenmerknummers aan een inhoudelijk identiek dossier als een administratieve vergissing en neemt daarom geen beschikking in de dossiers met de nummers 53745 en 53712.’