In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 13 augustus 2012 uitspraak gedaan over de belastingaanslagen opgelegd aan een juwelierszaak voor de jaren 2001 tot en met 2003. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die door de Inspecteur waren gehandhaafd. De Inspecteur had de aanslagen opgelegd op basis van een boekenonderzoek dat had plaatsgevonden in 2005, waarbij gebreken in de administratie van de belanghebbende waren vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan haar administratieplicht, bewaarplicht en inlichtingenverplichting, zoals voorgeschreven in de Algemene landsverordening belastingen (ALB). De Raad oordeelde dat de administratie van de belanghebbende ondeugdelijk was en dat de Inspecteur de aanslagen op een redelijke manier had geschat. De belanghebbende had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de door de Inspecteur geschatte opbrengsten onjuist waren. De Raad heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekent dat de belastingaanslagen in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke administratie en de gevolgen van het niet voldoen aan fiscale verplichtingen.