Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
gemachtigde [A],
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over de naheffing van invoerrechten. De belanghebbende, die verschillende soorten vruchtensappen invoert, had op drie aangiften een verkeerde goederencode toegepast. De Inspecteur heeft de belanghebbende op basis van deze foutieve aangiften uitgenodigd om de te weinig betaalde invoerrechten te voldoen. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitnodigingen tot betaling, maar de Raad oordeelde dat de uitnodigingen tijdig waren verzonden en dat de belanghebbende inderdaad te weinig invoerrechten had betaald.
De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 25 september 2009, 26 september 2009 en 8 oktober 2009 invoerrechten heeft betaald op basis van een onjuiste goederencode. De Raad oordeelde dat de Inspecteur niet verplicht was om over een nieuw feit te beschikken om de naheffing te rechtvaardigen. De belanghebbende voerde aan dat de douane een actieve rol had gespeeld door de goederencode in het systeem te accepteren, maar de Raad oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor de juiste invoer bij de belanghebbende lag. De Raad concludeerde dat de douane de mogelijkheid had om de foutieve aangiften te corrigeren en dat de belanghebbende niet kon vertrouwen op de eerdere goedkeuring van de goederencode.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij werd benadrukt dat de wetgeving de mogelijkheid van naheffing binnen een jaar na betaling toestaat. De Raad heeft ook opgemerkt dat de motiveringsplicht van de Inspecteur niet heeft geleid tot de vernietiging van de uitnodigingen tot betaling, ondanks het gebrek aan nadere uitleg over de verkeerde goederencodes. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor invoeraangevers om zorgvuldig om te gaan met de juiste goederencodes en de verantwoordelijkheden die zij hebben in het douaneproces.