Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
inkomen:
periodieke uitkering (onderstand)
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 juli 2011 uitspraak gedaan over de vaststelling van het belastbaar inkomen van de belanghebbende, die werd verdacht van betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. De belanghebbende had aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing ontvangen voor de jaren 2002 tot en met 2005, welke zij betwistte. De Inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende afgewezen en de aanslagen gehandhaafd. Tijdens de zitting op 20 mei 2011 was de belanghebbende niet verschenen, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd was.
De Raad heeft vastgesteld dat er een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen de belanghebbende liep, waarbij zij was veroordeeld voor drugshandel. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat de belanghebbende aanzienlijke inkomsten had genoten uit deze activiteiten, maar geen administratie had bijgehouden. De Belastingdienst voerde een boekenonderzoek uit en concludeerde dat de belanghebbende onterecht lage belastbare inkomens had opgegeven. De Raad oordeelde dat de Inspecteur op basis van de beschikbare gegevens een redelijke schatting had gemaakt van de belastbare inkomens en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat deze schattingen onjuist waren.
De Raad benadrukte dat de belanghebbende verplicht was om administratie bij te houden van haar activiteiten en dat het niet-nakomen van deze verplichtingen leidde tot een omgekeerde bewijslast. De Raad verklaarde de beroepen van de belanghebbende ongegrond, waarmee de aanslagen in stand bleven. De uitspraak onderstreept het belang van correcte aangifte en administratie in belastingzaken, vooral in gevallen van vermoedelijke illegale activiteiten.