Uitspraak
zitting houdende op Curaçao,
gemachtigde [A],
1.Het procesverloop
2.De tussen partijen vaststaande feiten
Geschil
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur. De belanghebbende had op 30 juni of 3 november 2008 een naheffingsaanslag in de winstbelasting ontvangen voor het jaar 2006, ter hoogte van Naf. 20.702. Na bezwaar, dat op 30 december 2008 werd ingediend, verklaarde de Inspecteur het bezwaar op 24 juni 2010 niet-ontvankelijk en handhaafde de naheffingsaanslag. De belanghebbende ging hiertegen in beroep op 19 mei 2010. De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend, maar heeft de naheffingsaanslag op 28 april 2011 ambtshalve verminderd tot Naf 5.000.
De Raad heeft vastgesteld dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten tussen de belanghebbende en de Inspecteur, waarin onder andere werd overeengekomen dat de belastbare winst over de jaren 2003 tot en met 2006 op nihil werd vastgesteld. De belanghebbende zou in totaal Naf 290.932 aan belastingen en boeten betalen, inclusief Naf 5.000 aan winstbelasting. Het geschil draaide om de ontvankelijkheid van het bezwaar en de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag van Naf 5.000, ondanks de vaststellingsovereenkomst.
De Raad oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de naheffingsaanslag op 30 juni 2008 was opgelegd, en dat de belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikking, verklaarde het bezwaar alsnog ontvankelijk en handhaafde de naheffingsaanslag van Naf 5.000, zoals deze door de Inspecteur was verminderd.