5.1Artikel 3 van de Landsverordening inkomstenbelasting (hierna: LIB) luidt voor het onderhavige jaar voor zover van belang als volgt:
1. De binnen Aruba wonende personen zijn belastingplichtig naar hun belastbaar inkomen.
2. Onder belastbaar inkomen wordt verstaan het zuiver inkomen, verminderd met de kinderaftrek, de ouderenaftrek en de te verrekenen verliezen.
3. Onder zuiver inkomen wordt verstaan het onzuiver inkomen, verminderd
met
a. de persoonlijke Lasten;
b. de buitengewone lasten.
4. Onder onzuiver inkomen wordt verstaan al hetgeen in geld of
geldswaarde wordt genoten als zuivere opbrengst van:
a. onroerende goederen;
b. roerend kapitaal;
c. onderneming en arbeid;
d. rechten op periodieke uitkeringen.
Artikel 15 van de LIB luidt voor her onderhavige jaar voor zover van belang als volgt:
Wanneer in enig belastingjaar bij toepassing van de regelen omtrent de vaststelling van het onzuiver inkomen een verlies wordt berekend, zal dit in mindering komen bij de vaststelling van het onzuiver inkomen over de volgende vijf belastingjaren, te beginnen bij de eerste van die jaren.
Artikel 16 van de LIB luidt voor het onderhavige jaar voor zover van belang als volgt:
1. Persoonlijke lasten zijn:
a. ….
b. ….
c. De niet als kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst en op de opbrengst rustende lasten aan te merken renten van schulden en kosten van geldleningen, andere dan in onderdeel g genoemde, tot een bedrag van vijfduizend florin;
d. Premies ingevolge de Landsverordening algemene
ziektekostenverzekering, de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering en de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering, uitgezonderd de premie, dat door de werkgever ter compensering van de door de werknemer verschuldigde premie als toeslag op het loon wordt betaald;
e. Premies van levensverzekering, lijfrente of pensioenverzekering, m.u.v. de premies bedoeld in onderdeel d;
f. …
g. Rente van schulden en kosten van geldleningen, die betrekking hebben op onroerend goed in de vorm van een woning, die de belastingplichtige tot hoofdverblijf dient.
2. Voor de premies, bedoeld in onderdeel e van het eerste lid, kan niet meet dan vijf ten honderd van het onzuiver inkomen en niet meer dan Afl. 1.000 worden afgetrokken.
3. …..
4. Met betrekking tot gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtigen wordt onder onzuiver inkomen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en het tweede lid, verstaan de som van de onzuivere inkomens van beide echtgenoten.
Artikel 16a van de LIB luidt voor het onderhavige jaar voor zover hier van belang als volgt:
1. Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende uitgaven:
a. ….
b. ….
c. …
2. ………..
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde uitgaven worden in aanmerking genomen voor zover zij gezamenlijk meer bedragen dan vijf ten honderd van het onzuiver inkomen, nadat dit is verminderd met de persoonlijke lasten. Voor ....enz..
4. Met betrekking tot gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtigen wordt onder onzuiver inkomen als bedoeld in het derde lid, verstaan de som van de onzuivere inkomens van beide echtgenoten.
Artikel 20 van de LIB luidt voor het onderhavige jaar voor zover hier van belang als volgt:
1. In afwijking van artikel 3 worden ten aanzien van gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtigen de zuivere inkomens van beide echtgenoten in aanmerking genomen bij de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen. Kinderaftrek...enz...
2. Ingeval de echtgenoten, bedoeld in het eerste lid, geen persoonlijk arbeidsinkomen hebben genoten, dan wel hun persoonlijk arbeidsinkomen even hoog is, wordt her zuivere inkomen van beiden in aanmerking genomen bij de man.
3. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt onder persoonlijk arbeidsinkomen verstaan de zuivere opbrengst uit onderneming en arbeid.
4. Het eerste en tweede lid vinden geen toepassing voor de zuivere opbrengsten uit bestaande en vroegere dienstbetrekking. Voor die opbrengst wordt elke echtgenoot afzonderlijk in de heffing betrokken.
5. Op gezamenlijk verzoek van beide echtgenoten kan het vierde lid buiten toepassing blijven. Dit verzoek dient schriftelijk te worden gedaan en als bijlage bij de aangifte worden gevoegd.
6. De rentevrijstelling, bedoeld in artikel 8, onderdeel p, bedraagt bij gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtigen maximaal Afl. 5.000,- en zal in aanmerking genomen worden bij degene met bet hoogste persoonlijke arbeidsinkomen.
7. …….