ECLI:NL:ORBANAA:2012:BW0481

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
28 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2011/47430
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens termijnoverschrijding in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 28 februari 2012 uitspraak gedaan over het hoger beroep van appellant, die oorspronkelijk klager was. Appellant had op 3 december 2007 verzocht om een compensatie voor zijn inzet ten behoeve van de reorganisatie van de Voogdijraad. Na de weigering van de regering van Curaçao om op dit verzoek te beslissen, heeft appellant op 24 september 2010 bezwaar aangetekend bij het Gerecht in ambtenarenzaken. Het Gerecht verklaarde het bezwaar op 31 maart 2011 niet-ontvankelijk, omdat appellant de termijn voor het indienen van bezwaar had overschreden.

Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Raad oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Raad overwoog dat de enkele wens van appellant om een principiële uitspraak te krijgen niet volstaat als procesbelang, vooral omdat de regering van Curaçao op 29 augustus 2011 alsnog had beslist op het verzoek van appellant. Hierdoor was het belang van appellant bij een uitspraak van de Raad komen te vervallen. De Raad benadrukte dat de termijnoverschrijding door appellant een belangrijke factor was in de beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit voorzitter mr. M.T. Boerlage en de rechters mrs. J. Sybesma en S. Verheijen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 28 februari 2012
Zaaknummer: RvBAz 2011/47430
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak tussen:
[appellant]
oorspronkelijk klager,
thans appellant,
en:
DE REGERING VAN CURAÇAO
als rechtsopvolger van de
Gouverneur van de Nederlandse Antillen,
zetelend in Curaçao
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. N.R. Romero.
1.Procesverloop
1.1 Bij brief van 3 december 2007 heeft appellant verzocht om toekenning van een compensatie voor zijn inzet ten behoeve van de reorganisatie van de Voogdijraad.
1.2 Tegen de weigering van geïntimeerde om op dit verzoek te beslissen is appellant bij brief van 24 september 2010 in bezwaar gekomen bij het Gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het Gerecht).
1.3 Het Gerecht heeft bij uitspraak van 31 maart 2011 het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard
1.4 Tegen deze uitspraak is door appellant hoger beroep ingesteld bij beroepschrift van 28 april 2011. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
1.5 Het beroepschrift is door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad) behandeld ter zitting van 7 februari 2012. Appellant is in persoon verschenen. Geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
1.6 De uitspraak is bepaald op heden.
2. Overwegingen
2.1 Het Gerecht heeft in haar uitspraak van 31 maart 2011 overwogen dat appellant door eerst op 24 september 2010 bezwaar in te dienen tegen de weigering van geïntimeerde om te beslissen, de termijn voor het indienen van bezwaar in aanzienlijke mate heeft overschreden als gevolg waarvan appellant niet kan worden ontvangen in zijn bezwaar.
2.2 Het Gerecht spreekt voorts de verwachting uit, onder verwijzing naar hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, dat geïntimeerde alsnog zal beslissen op het verzoek van appellant.
2.3 Ter zitting van de Raad is gebleken dat geïntimeerde op 29 augustus 2011 alsnog heeft beslist op het verzoek van appellant van 3 december 2007. Appellant heeft desgevraagd verklaard een rechtsmiddel tegen deze beschikking te hebben aangewend.
2.4 Met deze beschikking is het belang dat appellant heeft bij een uitspraak van de Raad over de weigering van geïntimeerde om te beslissen op het verzoek van appellant, komen te vervallen. De enkele wens van appellant dat de Raad een principiële uitspraak geeft, onder meer ten aanzien van het door appellant betoogde dat hij ten onrechte geen relevante jurisprudentie heeft ontvangen van geïntimeerde ondanks een verzoek daartoe, volstaat niet als een procesbelang.
2.5 Gelet op het vorenstaande zal de Raad het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing.
De Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.T. Boerlage, voorzitter, en mrs. J. Sybesma en S. Verheijen, rechters, en door de voorzitter uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.