ECLI:NL:ORBANAA:2011:BW7347

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2009/72
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering tot beslissen op verzoek om bevordering in ambtenarenrecht

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken op 28 oktober 2011, staat de fictieve weigering tot beslissen op een verzoek om bevordering centraal. De zaak betreft een geschil tussen de Gouverneur van Aruba, die als appellant optreedt, en een ambtenaar die oorspronkelijk klager was. De ambtenaar had op 15 mei 2007 een verzoek om bevordering ingediend, maar het Gerecht in ambtenarenzaken van Aruba verklaarde het bezwaarschrift van de ambtenaar op 1 juli 2009 gegrond. De Gouverneur werd opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen. De Gouverneur heeft echter tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad oordeelt dat het Gerecht de termijnoverschrijding van de ambtenaar ten onrechte verschoonbaar heeft geacht. De Raad stelt vast dat de wet een restrictieve en limitatieve opsomming biedt voor situaties waarin termijnoverschrijding verschoonbaar kan zijn. De Raad vernietigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het bezwaarschrift van de ambtenaar niet-ontvankelijk. De Raad benadrukt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift niet verlengd kan worden indien de laatste dag van de termijn op een zaterdag valt, en dat bijzondere omstandigheden niet automatisch leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding.

De uitspraak van de Raad van Beroep in deze zaak is van belang voor de interpretatie van de termijnen in het ambtenarenrecht en de voorwaarden waaronder een bezwaarschrift ontvankelijk kan worden verklaard. De Raad bevestigt dat de wettelijke bepalingen strikt moeten worden nageleefd en dat er geen ruimte is voor uitbreiding of aanvulling door de rechter.

Uitspraak

Uitspraak: 28 oktober 2011
Zaaknr: RvBAz 2009/72
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA
oorspronkelijk verweerder,
thans appellant,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia
en
[geïntimeerde]
wonende te Aruba,
oorspronkelijk klager, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Bij bezwaarschrift van 11 juli 2008 heeft geïntimeerde bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering te beslissen op zijn verzoek om bevordering van 15 mei 2007.
1.2 Het Gerecht in ambtenarenzaken van Aruba (hierna: het Gerecht) heeft het bezwaarschrift bij uitspraak van 1 juli 2009 gegrond verklaard en de Gouverneur opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen.
1.3 Appellant heeft tijdig hoger beroep ingesteld.
1.4 Het beroepschrift is behandeld ter zitting van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (hierna: de Raad) op 28 maart 2011, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Geïntimeerde heeft zich eveneens doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
1.5 De uitspraak is nader bepaald op heden.
2. Relevante wettelijke bepalingen
2.1. Artikel 5, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La) luidt als volgt.
1. Tenzij het tegendeel blijkt, zijn in een termijn niet begrepen de dag waarop een feit plaats gehad heeft of een beslissing, handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is, en de dag waarop de desbetreffende handeling ingevolge deze landsverordening moet worden verricht.
2. Valt de laatste dag van een termijn op:
-een zondag;
-de nieuwjaarsdag;
-de datum, vallende na de gehouden Carnavalsoptocht;
-de Goede Vrijdag;
-de Christelijke tweede Paasdag;
-de Hemelvaartsdag;
-de dag waarop de verjaardag van de Koningin officieel wordt gevierd;
-de dag waarop de dag van de arbeid (1 mei) officieel wordt gevierd;
-de eerste of de tweede Kerstdag;
-de datum 18 maart,
dan wordt die termijn verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag. De tussenliggende zon- en andere wettelijke feestdagen zijn in de berekening van de termijn begrepen.
2.2 Artikel 35, eerste lid, van de La bepaalt dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
2.3 Artikel 41, eerste lid, van de La bepaalt dat het bezwaarschrift wordt ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan geacht wordt de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
3. Beoordeling
3.1 Geïntimeerde heeft verklaard dat de termijn waarbinnen het bezwaarschrift had moeten worden ingediend eindigde op maandag 16 juni 2007. Door bijzondere omstandigheden is hij echter verhinderd geweest de stukken in te dienen bij het gerecht.
3.2 Het Gerecht heeft de termijnoverschrijding wegens deze bijzondere omstandigheden verschoonbaar geacht.
3.3 Appellant meent dat geïntimeerde zijn bezwaar niet tijdig heeft ingediend. Er is geen aanleiding om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, zodat het bezwaarschrift door het Gerecht niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.
3.4 Op grond van de gedingstukken en hetgeen ter zitting is besproken is het volgende komen vast te staan.
3.4.1 Het Gerecht heeft onder verwijzing naar artikel 41, tweede lid, van de La en de vaste jurisprudentie dienaangaande, terecht overwogen dat het bezwaar binnen een jaar en 30 dagen na 15 mei 2007 diende te worden ingediend. De Raad overweegt in dat verband dat de door appellant te nemen beslissing op het door geïntimeerde gedane verzoek om bevordering niet zodanig complex is, dat een beslistermijn van meer dan een jaar redelijk is te achten.
3.4.2 Gelet hierop is de laatste dag van de termijn van 30 dagen zoals bepaald in artikel 41, eerste lid, van de La waarop bezwaar kan worden gemaakt tegen de weigering om te beslissen door appellant, zaterdag 14 juni 2008. Artikel 5, tweede lid, van de La voorziet niet in de verlenging van de termijn tot de eerstvolgende werkdag. De Raad verwijst dienaangaande naar haar uitspraak van 24 februari 2011, RvBAz 2010/48. Hierin heeft de Raad overwogen dat het nagenoeg gelijkluidende artikel 5 van het Reglement Ambtenaren Rechtspraak (hierna: Rar) niet voorziet in de verlenging van de bezwaartermijn indien de laatste dag van deze termijn valt op een zaterdag. De Raad heeft in dat verband overwogen dat het bepaalde zoals opgenomen in artikel 5 van de Rar een restrictieve en limitatieve opsomming betreft die van openbare orde is. Het is niet aan het Gerecht noch aan de Raad om deze wettelijke bepalingen uit te breiden of aan te vullen in afwijking van hetgeen de wetgever hiertoe heeft bepaald.
3.4.3 Het verweer van geïntimeerde dat hij op maandag 16 juni door bijzondere omstandigheden was verhinderd om het bezwaarschrift in te dienen en als gevolg daarvan het bezwaarschrift heeft ingediend op 11 juli 2008, gaat reeds op grond van het vorenstaande niet op.
3.5 De grief van appellant treft doel. Het Gerecht heeft het bezwaar van geïntimeerde ten onrechte gegrond verklaard. De Raad zal de uitspraak van
het Gerecht vernietigen en doen wat het Gerecht had behoren te doen en het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Raad van Beroep:
- vernietigt de uitspraak van het Gerecht;
- verklaart het bezwaarschrift van 11 juli 2008 niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.T. Boerlage, voorzitter en mrs. E.D.M. Angela en S. Verheijen, leden, en uitgesproken door de voorzitter in het openbaar op
28 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.