ECLI:NL:ORBANAA:2008:BH3402

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RvBAz 2007/8
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeling in bezoldigingsschaal van politieambtenaren op Sint Maarten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten, politieambtenaren op Sint Maarten, die zich beklaagden over hun indeling in de bezoldigingsschaal. De appellanten stelden dat zij onterecht in een lagere schaal waren ingedeeld dan zij rechtvaardigden op basis van hun werkzaamheden. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 10 december 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het enkele feit dat de eerste appellant coördinerende werkzaamheden verrichtte, niet voldoende was om aanspraak te maken op een hogere bezoldiging zonder een gedegen beschrijving en waardering van die werkzaamheden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de korpsen op Curaçao en Sint Maarten als gescheiden entiteiten worden beschouwd met verschillende structuren en functieopbouw. De Raad concludeerde dat de geïntimeerde, de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, het recht had om verschillen in bezoldiging aan te brengen op basis van de waardering van functies op de verschillende eilanden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken, die de bezwaren van de appellanten ongegrond had verklaard. De uitspraak werd gedaan na een zitting op 28 oktober 2008, waar beide partijen aanwezig waren met hun gemachtigden. De Raad benadrukte dat de waardering van functies niet automatisch overgenomen kan worden van het ene korps naar het andere, en dat de waardering van de functie van de appellanten op Sint Maarten op juiste wijze was vastgesteld.

Uitspraak

Uitspraak: 10 december 2008
Zaaknr: RvBAz 2007/8
RAAD VAN BEROEP
IN AMBTENARENZAKEN
Uitspraak
In de zaak van:
[appellant 1]
[appellant 2]
wonende te Sint Maarten,
oorspronkelijk klagers, thans appellanten,
gemachtigde: mr. D. Brison,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zetelend te Curaçao,
oorspronkelijk verweerder,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.J. Scheper.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Op 17 juli 2006 hebben appellanten een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken (verder te noemen het Gerecht) tegen de jegens hen beiden genomen Landsbesluiten van 29 juni 2006.
Bij uitspraak van 27 december 2006 heeft het Gerecht de bezwaren ongegrond verklaard.
Hiertegen is namens appellanten hoger beroep ingesteld bij schrijven, ter griffie ingekomen op 25 januari 2007. Geïntimeerde heeft een contra-memorie ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad op Sint Maarten op 28 oktober 2008, waar appellanten zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. Beoordeling.
Naar het oordeel van de Raad heeft het Gerecht de feiten juist vastgesteld. De Raad verwijst naar de weergave daarvan in de bestreden uitspraak.
Ingevolge het eerste lid van artikel 15 van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 wordt bij indiensttreding of de overgang naar een andere functie de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, wordt belast.
Bij de in bezwaar bestreden Landsbesluiten zijn appellanten per 1 september 2000 geplaatst in schaal 9p.
Appellant [appellant 1] stelt zich op het standpunt dat hij in elk geval vanaf 1 april 2002 in schaal 10p dient te worden geplaatst omdat hij vanaf die datum de functie van coördinator vuurwapenbestrijding heeft vervuld. Deze klacht faalt naar het oordeel van de Raad reeds vanwege het feit dat die functie niet bestaat binnen de organisatiestructuur van het korps Sint Maarten. Voorts is de Raad van oordeel dat geïntimeerde de functie van appellant bij het nemen van het bestreden Landsbesluit heeft kunnen aanduiden als teambegeleider Narco- en Vuurwapenbestrijding. Weliswaar blijkt uit het communiqué dat op 19 maart 2002 is uitgegaan naar aanleiding van zijn indiensttreding dat appellant bij de Narco Vuurwapen en Fraudebestrijding wordt belast met coördinatie van de vuurwapen bestrijding, doch uit dat communiqué blijkt tevens dat zulks gebeurt onder de directe leiding van de sectiechef. Het enkele feit dat appellant coördinerende werkzaamheden vervulde, maakt bovendien nog niet dat hij, zonder beschrijving en waardering van die werkzaamheden en die functie, zonder meer aanspraak kan maken op bezoldiging als coördinator.
Dat geïntimeerde kennelijk in het geval van appellants collega [collega van appellant 1] is overgegaan tot benoeming in een niet bestaande functie maakt dat niet anders.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt ten slotte. Appellant heeft ter onderbouwing daarvan verwezen naar de inschaling van politieambtenaren op Curaçao. Zoals het Gerecht terecht heeft overwogen, zijn beide korpsen gescheiden entiteiten met een verschillende structuur en functie-opbouw. Geïntimeerde kan mitsdien verschil aanbrengen in de bezoldiging, indien het waarderingsresultaat van de functie op de verschillende eilanden daartoe aanleiding geeft.
Hetgeen appellant overigens nog heeft aangevoerd in repliek en pleitnota, valt buiten de grenzen van het geschil zoals die zijn getrokken met het indienen van het bezwaarschrift bij het Gerecht en het beroepschrift
Appellant [appellant 2] stelt zich op het standpunt dat de door hem vervulde functie van medewerker interne zaken bij het korps Sint Maarten ten onrechte op schaal 8 is gewaardeerd terwijl dezelfde functie bij het korps Curaçao is gewaardeerd op schaal 10. Hij wijst daarbij onder meer op het feit dat zijn verantwoordelijkheden in die functie in hoge mate vergelijkbaar zijn met de verantwoordelijkheden van zijn Curaçaose collega’s. Dit betoog faalt naar het oordeel van de Raad. Geïntimeerde stelt zich terecht op het standpunt dat het korps Sint Maarten juridisch en feitelijk moet worden beschouwd als een zelfstandige entiteit. Daaruit vloeit mede voort dat vaststelling van de waardering van een functie bij het ene korps niet vanzelfsprekend gevolgen heeft voor vaststelling van de waardering van een functie met diezelfde benaming het andere korps. Doorslaggevend is de waardering van de functie, die zoals uit de stukken moet worden afgeleid, door geïntimeerde is vastgesteld met toepassing van het Fuwasys-waarderingssysteem. Bij vergelijking met de tevens overgelegde waardering van deze functie op Curaçao komt overigens naar voren dat deze op meerdere aspecten zwaarder gewaardeerd moet worden. Er is mitsdien geen sprake van gelijke gevallen.
De conclusie is dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
-bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mrs. W.J. Noordhuizen en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden, en uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.