ECLI:NL:ORBAACM:2024:21

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
CUR2023H00344
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van bestuursorgaan tot intrekking of wijziging van beschikking tijdens procedure bij ambtenarenrechter

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Curaçao uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de regering van Curaçao en een ambtenaar, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft de intrekking van een eerdere beschikking door de regering, die niet aan het Gerecht was gemeld. De regering betoogde dat het Gerecht het oorspronkelijke bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Raad oordeelt dat een bestuursorgaan bevoegd is om tijdens een procedure bij de ambtenarenrechter een intrekking of wijzigingsbeschikking te nemen, maar dat deze beschikking ter kennis aan het Gerecht moet worden gebracht op grond van de beginselen van behoorlijke procesorde. De Raad concludeert dat de regering in strijd met deze beginselen heeft gehandeld, waardoor het Gerecht niet de juiste rechtsbescherming heeft kunnen bieden. De Raad vernietigt de wijzigingsbeschikking en bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, waarbij de regering wordt opgedragen om opnieuw te beslissen op het verzoek van [geïntimeerde] om benoeming tot ploegleider beveiliging zonder tijdsbeperking.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN CURAÇAO

Uitspraak

op het hoger beroep van:

de Regering van Curaçao,

appellant (hierna: de regering),
gemachtigden: mr. A.M. Faria en mr. S.I. Da Costa Gomez, advocaten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 15 november 2023, CUR202204026 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
de regering
en

Geïntimeerde,

wonende te Curaçao,
geïntimeerde (hierna: [geïntimeerde]),
gemachtigde: mr. A.N. Tromp, advocaat
.

Procesverloop

De minister van Justitie (minister) heeft bij Landsbesluit van 1 augustus 2022, no. 22/1254 (bestreden beschikking), [geïntimeerde], onder meer, tot 14 april 2014 benoemd in de functie van ploegleider beveiliging en per 14 april 2014 belast met een takenpakket.
[Geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen de bestreden beschikking.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard, de bestreden beschikking (grotendeels) vernietigd en de regering opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beschikking te nemen.
De regering heeft hoger beroep ingesteld.
[Geïntimeerde] heeft een contra-memorie ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op de zitting van 4 juli 2024. De voorzitter van de Raad heeft via een videoverbinding vanuit Nederland deelgenomen aan de zitting. De leden en de griffier waren in het gerechtsgebouw in Curaçao aanwezig. De regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. [Geïntimeerde] is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

Overwegingen

Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. [
Geïntimeerde] is oorspronkelijk bij Landsbesluit van 23 december 2015 per 14 april 2014 benoemd in de functie van takenpakket bij het Korps Politie Curaçao. De minister heeft een verzoek van [geïntimeerde] van 21 november 2018 om hem met ingang van 10 oktober 2013 te bevorderen tot ploegleider beveiliging bij beschikking van 1 november 2019 afgewezen. Het Gerecht heeft bij uitspraak van 22 februari 2021, CUR202000577 (eerdere uitspraak), het bezwaar van [geïntimeerde] tegen deze afwijzing gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en bepaald dat de regering opnieuw op het verzoek van [geïntimeerde] moet beslissen met inachtneming van die uitspraak.
1.2.
De minister heeft bij de bestreden beschikking [geïntimeerde] tot 14 april 2014 benoemd in de functie van ploegleider beveiliging en per 14 april 2014 belast met een takenpakket. Verder heeft de minister [geïntimeerde] met ingang van 10 oktober 2013 bevorderd naar schaal 8P en bezoldingstreden vastgesteld met ingang van 1 januari van de respectievelijke jaren 2014, 2015, 2017, 2018, 2019 en 2020. Met de bestreden beschikking heeft de regering gepoogd uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak.
1.3. [
geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen de bestreden beschikking voor zover hij daarbij slechts tot 14 april 2014 benoemd is in de functie van ploegleider beveiliging en met ingang van die datum is belast met een takenpakket. Het Gerecht heeft dit bezwaar op 30 juni 2023 op zitting behandeld.
Uitspraak van het Gerecht
2. Het Gerecht heeft overwogen dat de bestreden beschikking alleen al voor vernietiging in aanmerking komt, omdat de regering op basis van de eerdere uitspraak [geïntimeerde] - zonder enige beperking in tijd - tot ploegleider beveiliging had moeten benoemen en op geen enkele wijze heeft gemotiveerd waarom zij [geïntimeerde] per 14 april 2014 heeft belast met een takenpakket. Verder heeft het Gerecht uitvoerig gemotiveerd dat en waarom een takenpakket niet gelijk te stellen is met een functie.
Hoger beroep
3. De regering bepleit vernietiging van de aangevallen uitspraak, omdat volgens de regering [geïntimeerde] geen belang heeft bij een oordeel over zijn bezwaar. De minister heeft namelijk de bestreden beschikking met een Landsbesluit van 13 juli 2023 (nr. 23/1459, beschikking 1) ingetrokken, waardoor de grond voor bezwaar is vervallen voordat het Gerecht uitspraak heeft gedaan op het bezwaar. Volgens de regering is de termijn om bezwaar te maken tegen beschikking 1 inmiddels verstreken.
3.1.
Eveneens op 13 juli 2023 heeft de regering een tweede Landsbesluit genomen (nr. 23/1460, beschikking 2), dat nagenoeg identiek is aan de bestreden beschikking.
3.2. [
geïntimeerde] bepleit bevestiging van de aangevallen uitspraak. Hij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen, omdat daarin in vergelijking met de bestreden beschikking alleen is geregeld dat hij per 1 januari 2020 geen bezoldigingstrede omhoog gaat.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep van de regering niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De regering heeft op 13 juli 2023 twee nieuwe beschikkingen genomen. De Raad merkt deze twee beschikkingen aan als één vervangende beschikking (wijzigingsbeschikking), omdat de bestreden beschikking weliswaar is ingetrokken, maar vervolgens met een nieuwe beschikking de bestreden beschikking alleen op een summier en door [geïntimeerde] niet betwist onderdeel is gewijzigd.
4.2.
De regering heeft de bevoegdheid wijzigingsbeschikkingen te nemen, ook tijdens procedures bij de ambtenarenrechter. Op grond van de beginselen van behoorlijke procesorde en het algemeen beginsel van behoorlijke rechtspleging dient de regering van een intrekkings- of wijzigingsbeschikking de rechterlijke instantie waar de procedure tegen de oorspronkelijke beschikking aanhangig is onverwijld in kennis te stellen. Voor procedures waarin het procesrecht in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van toepassing is, is dit neergelegd in artikel 9a, tweede lid, en artikel 78a, tweede lid, van de Lar. Deze beginselen gelden ook als ze niet in een Landsverordening zijn opgenomen, zoals het geval is in de RAr. De verplichting om onverwijld de rechterlijke instantie in kennis te stellen van een wijzigingsbeschikking blijft gelden, ook als het onderzoek ter zitting is gesloten en nog geen uitspraak is gedaan. De regering heeft nagelaten het Gerecht onverwijld in kennis te stellen van de wijzigingsbeschikking en heeft daardoor gehandeld in strijd met de hiervoor genoemde beginselen. Het gevolg is dat het Gerecht uitspraak heeft gedaan over de rechtmatigheid van de bestreden beschikking zonder kennis te hebben kunnen nemen van de wijzigingsbeschikking en dat de Raad in hoger beroep is geconfronteerd met de wijzigingsbeschikking. [geïntimeerde] is hierdoor benadeeld. Het Gerecht heeft [geïntimeerde] niet de rechtsbescherming kunnen bieden waar hij recht op heeft.
4.3.
De beginselen van behoorlijke procesorde en het algemeen beginsel van behoorlijke rechtspleging brengen namelijk ook met zich dat als tijdens het (hoger) beroep een intrekkings- of wijzigingsbeschikking wordt genomen, het (hoger) beroep mede betrekking heeft op die beschikking tot intrekking of wijziging van de bestreden beschikking. In de Lar is dit neergelegd in de artikelen 9b, eerste lid, en 78b, eerste lid. Zoals in 4.2 al is overwogen, gelden deze beginselen ook als ze niet in een Landsverordening zijn opgenomen, zoals het geval is in de RAr.
4.4.
Dit tekort aan rechtsbescherming moet worden gecompenseerd. Dit kan door de zaak terug te wijzen naar het Gerecht, zodat het Gerecht alsnog kan oordelen over de betekenis van de wijzigingsbeschikking. De Raad kiest er echter voor, mede om redenen van proceseconomie, om zelf de rechtmatigheid van de wijzigingsbeschikking te beoordelen.
4.5.
De Raad ziet aanleiding om de wijzigingsbeschikking wegens strijd met genoemde beginselen te vernietigen. Daarmee wordt ook de intrekking van de bestreden beschikking ongedaan gemaakt. De raad ziet in het hoger beroep van de regering geen grond om de aangevallen uitspraak te vernietigen. De Raad kan zich helemaal vinden in de overwegingen van het Gerecht dat en waarom de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en neemt die over. Door [geïntimeerde] slechts tot 14 april 2014 te benoemen tot ploegleider beveiliging en [geïntimeerde] met ingang van die dag te belasten met een takenpakket heeft de regering niet op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de eerdere uitspraak. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
Conclusie en gevolgen
5. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Het bezwaar tegen de als een beschikking te beschouwen Landsbesluiten van 13 juli 2023, nos. 23/1459 en 23/1460 zal gegrond worden verklaard en die beschikking zal worden vernietigd. Er bestaat aanleiding de regering te veroordelen in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep. Die kosten worden begroot op één punt (bijwonen zitting), waarde per punt NAf 700,-. De regering zal opnieuw ter uitvoering van de eerdere uitspraak een beslissing moeten nemen op het verzoek van [geïntimeerde] om hem te benoemen tot ploegleider beveiliging. Die beslissing kan slechts inhouden een benoeming tot ploegleider beveiliging zonder enige beperking in de tijd.

Beslissing

De Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het bezwaar tegen de als een beschikking te beschouwen Landsbesluiten van 13 juli 2023, nos. 23/1459 en 23/1460 gegrond;
- vernietigt de als een beschikking te beschouwen Landsbesluiten van 13 juli 2023, nos. 23/1459 en 23/1460;
- veroordeelt de regering tot betaling van de proceskosten aan [geïntimeerde] in hoger beroep tot een bedrag van NAf 700,- geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.C. Bruning, voorzitter, en mr. J. Sybesma en mr. P. Klik, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.G. Maes, griffier.
w.g. Bruning w.g. Maes
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024