ECLI:NL:ORBAACM:2024:20

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
CUR2023H00311 tot en met CUR2023H00315
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medische keuring en procesbelang na pensioengerechtigde leeftijd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraken van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, waarin het Gerecht zich onbevoegd heeft verklaard in verschillende zaken met betrekking tot een medische keuring en de afhandeling van verzoeken van [appellante]. De zaak betreft de beoordeling van het procesbelang van [appellante] na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op 5 oktober 2023. Het Gerecht had eerder geoordeeld dat artikel 35 van de Rar geen grondslag biedt voor het opnieuw beslissen op een bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de verzoeken van [appellante]. De Raad van Beroep heeft de zaken behandeld op 4 juli 2024, waarbij de voorzitter vanuit Nederland via videoverbinding deelnam. De Raad concludeert dat [appellante] geen procesbelang meer heeft, aangezien zij inmiddels recht heeft op ouderdomspensioen en het medisch oordeel geen gevolgen meer heeft voor haar situatie. De Raad bevestigt de onbevoegdverklaringen van het Gerecht en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor de zaken waarin het Gerecht zich onbevoegd heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de verzoeken om een voorziening bij voorraad niet in behandeling kunnen worden genomen, omdat daartegen geen voorziening openstaat volgens de Rar.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN CURAÇAO

Uitspraak

op het hoger beroep van:

[Appellante],

wonende te Curaçao,
(hierna: [appellante]),
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 15 november 2023, CUR202301953, CUR202301954 (aangevallen uitspraak 1) en tegen de uitspraak van het Gerecht van 15 november 2023, CUR202302055, CUR202302056, CUR202302725 (aangevallen uitspraak 2) in het geding tussen:
[appellante]
en

de Regering van Curaçao,

geïntimeerde (de regering),
gemachtigde: mr. J.G. Ricardo
en
het Bestuur van het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao,
geïntimeerde (APC).
gemachtigden: mr. L. Davelaar en mr. A. Juliana, beiden werkzaam bij APC.

Procesverloop

Bij aangevallen uitspraak 1 heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard in de zaak CUR202301954 en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen in de zaak CUR202301953. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard in de zaak CUR202302055 en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen in de zaak CUR202302056. Het Gerecht heeft zich ook onbevoegd verklaard in de zaak CUR202302725. [Appellante] heeft tegen de aangevallen uitspraken hoger beroep ingesteld.
APC heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaken ter zitting behandeld op 4 juli 2024. De voorzitter van de Raad heeft aan de zitting vanuit Nederland via een video-verbinding deelgenomen. De leden en de griffier waren in de zittingzaal in Curaçao aanwezig.
[Appellante] is verschenen. De regering en APC hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Opmerking vooraf
Wegens de onderlinge samenhang van de zaken die zijn ingeleid met het bezwaarschrift van [appellante] van 27 juni 2023 is besloten de door het Gerecht aangebrachte splitsing van de zaken niet te volgen en alle zaken in een uitspraak te bespreken en af te doen. APC is geïntimeerde in de zaken CUR2023H00314 en CUR2023H00315. De regering is geïntimeerde in de overige zaken.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Medische keuring
1.1. [
Appellante] was al enige tijd niet meer werkzaam wegens ziekte toen bij het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC) het verzoek binnenkwam advies uit te brengen over de vraag of [appellante] blijvend ongeschikt is voor het vervullen van haar functie. [Appellante] is op verzoek van het APC op 15 september 2022 op een spreekuur gezien door dokter [A] (arts) . De arts heeft haar bevindingen besproken met de artsen [B] en [C]. De conclusie van deze artsen, dat [appellante] ongeschikt is voor de verdere uitoefening van dienst en dat deze ongeschiktheid niet het gevolg is van eigen moedwillige handelingen noch is ontstaan in en door de dienst of terzake van de uitoefening van de dienst, is met een brief van 12 april 2023 meegedeeld aan het APC. Arbo Consult heeft [appellante] op de hoogte gesteld van de uitslag van deze keuring met een brief van 8 mei 2023. [Appellante] heeft deze brief op 11 mei 2023 ontvangen en daartegen op 15 mei 2023 bezwaar gemaakt bij het APC. Met een brief van 29 mei 2023 heeft [appellante] de regering gemeld dat zij bezwaar heeft tegen het feit dat zij aan een medische keuring is onderworpen en op 11 mei 2023 heeft vernomen dat Arbo Consult haar medisch ongeschikt heeft verklaard voor haar functie. APC heeft met een brief van 21 juni 2023 gereageerd op het bezwaar van [appellante] van 15 mei 2023. In die brief heeft APC de procedure van administratief beroep uiteengezet en [appellante] in de gelegenheid gesteld een deskundige aan te wijzen voor een medische commissie die een herkeuring gaat doen. Daarbij is gemeld dat als [appellante] dat niet doet het resultaat van de eerdere keuring blijft staan en de werkgever van dat resultaat op de hoogte wordt gesteld.
1.1.1. [
Appellante] heeft op 27 juni 2023 bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een reactie van de regering op haar bezwaar van 29 mei 2023 (CUR202302055) en tegen de in de brief van 21 juni 2023 van APC vervatte herkeuring (CUR202301954). Zij heeft in beide zaken een voorziening bij voorraad gevraagd (CUR20232056 en CUR20231953).
De verzoeken van 6 december 2022 en de aanvullende verzoeken
1.2.
Het Gerecht heeft bij uitspraak van 25 mei 2023, CUR202300131, het bezwaar van [appellante] gegrond verklaard tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoeken van 6 december 2022 en op de in die procedure ingediende aanvullende verzoeken. Het Gerecht heeft de weigering om te beslissen vernietigd en bepaald dat de regering alsnog binnen 3 maanden moet beslissen op die verzoeken van [appellante].
1.2.1. [
Appellante] heeft bij het Gerecht bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een een beslissing op haar verzoeken van 6 december 2022 en haar aanvullende verzoeken (CUR202302725).
1.3.
Alle zaken zijn gevoegd behandeld op zitting van het Gerecht op 12 oktober 2023. Op de zitting heeft een gemachtigde van APC gewezen op de omstandigheid dat [appellante] inmiddels op 5 oktober 2023 de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en dat daarmee het ingezette traject om [appellante] aan een medische (her)keuring te onderwerpen van rechtswege is vervallen.
Uitspraken van het Gerecht
2. In drie zaken heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard. De reden voor het Gerecht om zich onbevoegd te verklaren is, kort samengevat, in de zaken CUR202301954 (aangevallen uitspraak 1) en CUR2023302055 (aangevallen uitspraak 2) dat respectievelijk de brief van 19 juni 2023 en de in mei 2023 meegedeelde conclusie van Arbo Consult een zuiver informatief karakter hebben en niet zijn gericht op enig rechtsgevolg. In de zaak CUR202302725 (aangevallen uitspraak 2) heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard, omdat het Gerecht in de uitspraak van 25 mei 2023 al heeft geoordeeld over het bezwaar van [appellante] tegen het uitblijven van een beslissing op haar (aanvullende) verzoeken en artikel 35 van de Rar geen grondslag biedt voor het opnieuw beslissen op een bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing. De verzoeken om een beslissing bij voorraad zijn afgewezen, omdat het Gerecht zich onbevoegd heeft verklaard in de hoofdzaken.
Hoger beroep
3. [ Appellante] is in hoger beroep gekomen tegen de aangevallen uitspraken, omdat zij denkt dat het aan haar op 11 mei 2023 bekendgemaakte medisch oordeel nadelige gevolgen kan hebben voor de afdoening van de door haar ingediende verzoeken, waarop nog steeds niet is beslist. Zij is het niet eens met de vaststelling door het Gerecht dat zij niet opnieuw bezwaar kan maken tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoeken.
3.1.
APC heeft in de contra-memorie uiteengezet dat [appellante] inmiddels ouderdomspensioen ontvangt en dat het in mei 2023 aan [appellante] bekendgemaakte medisch oordeel geen enkele betekenis meer heeft. APC bepleit [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat zij geen procesbelang heeft. De Regering heeft ter zitting opgemerkt dat zij op de hoogte zijn van het medisch advies, maar dat dat medisch advies in het kader van afkeuringsprocedure aan het APC is uitgebracht en niet aan de regering. De regering mag en zal niets met dit advies doen. De regering heeft erkend dat nog niet op alle verzoeken van [appellante] is beslist.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep van [appellante] niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De verzoeken van 6 december 2022 en de aanvullende verzoeken
4.1.
Het Gerecht heeft terecht overwogen dat artikel 35 van de Rar geen grondslag biedt voor het opnieuw beslissen op een bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de verzoeken van [appellante], nu het Gerecht al heeft geoordeeld over een eerder bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op die verzoeken. Het Gerecht heeft zich in de zaak CUR202302725 (aangevallen uitspraak 2), op goede gronden onbevoegd verklaard.
Medische keuring
4.2.
Met het bereiken van de 65-jarige leeftijd op 5 oktober 2023 heeft [appellante] recht op een ouderdomspensioen, dat APC ook aan haar heeft toegekend. De door de regering in gang gezette afkeuringsprocedure wegens blijvende ongeschiktheid op medische gronden is daarmee ten einde gekomen. Aan [appellante] kan geen invaliditeitspensioen meer worden toegekend. Het in mei 2023 bekendgemaakte medische oordeel is destijds opgemaakt in die, inmiddels geëindigde, afkeuringsprocedure. Aan dat medisch oordeel kwam alleen betekenis toe in het kader van die afkeuringsprocedure. Regering en APC mogen en kunnen aan dit medisch oordeel geen andere betekenis toekennen. Ter zitting hebben de gemachtigden van regering en APC dit ook erkend. [Appellante] kan op geen enkele wijze nog nadeel ondervinden van dit medisch oordeel. Dit betekent dat [appellante] geen procesbelang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep, voor zover dat ziet op de onbevoegdverklaringen van het Gerecht in de zaken CUR202301954 (aangevallen uitspraak 1) en CUR202302055 (aangevallen uitspraak 2). Het hoger beroep zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
De verzoeken om een voorziening bij voorraad
4.3.
Tegen een uitspraak van het Gerecht op een verzoek om een voorziening bij voorraad staat op grond van artikel 94, vierde lid, van de Rar geen voorziening open. Dat betekent dat de Raad niet bevoegd is om te beslissen op het hoger beroep van [appellante], voor zover dat is gericht tegen de uitspraken van het Gerecht in de zaken CUR202301953 (aangevallen uitspraak 1) en CUR202302056 (aangevallen uitspraak 2).
Conclusie en gevolgen
5.
Beslissing
De Raad van Beroep:
- bevestigt aangevallen uitspraak 2, voor zover het Gerecht zich onbevoegd heeft verklaard in de zaak CUR202302725;
- verklaart het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken 1 en 2 niet- ontvankelijk, voor zover gericht tegen de overige twee zaken waarin het Gerecht zich onbevoegd heeft verklaard (CUR202301954 en CUR202302055);
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep tegen de uitspraken in de verzoeken om een voorlopige voorziening (CUR202301953 en CUR202302056).
Aldus gegeven door mr. M.C. Bruning, voorzitter, en mr. J. Sybesma en mr. P. Klik, leden, uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.