In deze zaak heeft appellante, werkzaam als administratieve kracht bij de Dienst Openbare Scholen (DOS) in Curaçao, hoger beroep ingesteld tegen een ontslagbesluit van de regering van Curaçao. Appellante was sinds 2016 arbeidsongeschikt door knieklachten en had in 2020 een AG-verklaring ontvangen van de bedrijfsarts, die haar op 10 juli 2020 arbeidsgeschikt verklaarde. Echter, appellante heeft betoogd dat zij niet in staat was om haar werkzaamheden te hervatten, mede door aanhoudende klachten en een lopend afkeuringstraject bij het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao (APC).
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat appellante op de ontslagdatum arbeidsgeschikt was. De Raad benadrukte dat bij ontslag op grond van willekeurig verbreken van het dienstverband grote terughoudendheid moet worden betracht, vooral als er aanwijzingen zijn dat de ambtenaar in aanmerking zou kunnen komen voor ongeschiktheidsontslag.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, het eerdere oordeel van het Gerecht vernietigd en het ontslagbesluit van de regering ongeldig verklaard. Tevens is de regering veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die zijn begroot op NAf 2.800,-.