In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de gouverneur van Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De zaak betreft de bevordering van [A], die sinds 1 december 2016 werkzaam is bij Bureau Interne Diensten. De gouverneur had eerder het verzoek van [A] om bevorderd te worden naar de rang van klerk 1ste klasse, schaal 4, afgewezen op basis van haar arbeidsongeschiktheid gedurende 274 dagen in de anciënniteitsperiode van vier jaar. Het Gerecht had deze afwijzing vernietigd en de gouverneur opgedragen om opnieuw te beslissen over de bevordering van [A].
In hoger beroep heeft de gouverneur aangevoerd dat de ingangsdatum van de bevordering van [A] niet op 1 december 2020, maar op 1 september 2021 moet worden vastgesteld, rekening houdend met de rechtspraak van de Raad. Tijdens de zitting hebben beide partijen, inclusief [A], hun standpunten aangepast en geconcludeerd dat de bevordering van [A] op 1 juni 2021 moet worden vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de ingangsdatum van de bevordering van [A] inderdaad op 1 juni 2021 moet worden vastgesteld, in lijn met de eerdergenoemde rechtspraak.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van het Gerecht gedeeltelijk vernietigd, maar bevestigd dat de gouverneur binnen twee maanden een nieuw besluit moet nemen over het bevorderingsverzoek van [A]. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.