ECLI:NL:ORBAACM:2023:36

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
AUA2022H00215
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.H. Bel
  • A.P. van der Pluijm-Vrede
  • M.A. Evertsz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling ingangsdatum bevordering bij arbeidsongeschiktheid in anciënniteitsperiode

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de gouverneur van Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken. De zaak betreft de bevordering van [A], die sinds 1 december 2016 werkzaam is bij Bureau Interne Diensten. De gouverneur had eerder het verzoek van [A] om bevorderd te worden naar de rang van klerk 1ste klasse, schaal 4, afgewezen op basis van haar arbeidsongeschiktheid gedurende 274 dagen in de anciënniteitsperiode van vier jaar. Het Gerecht had deze afwijzing vernietigd en de gouverneur opgedragen om opnieuw te beslissen over de bevordering van [A].

In hoger beroep heeft de gouverneur aangevoerd dat de ingangsdatum van de bevordering van [A] niet op 1 december 2020, maar op 1 september 2021 moet worden vastgesteld, rekening houdend met de rechtspraak van de Raad. Tijdens de zitting hebben beide partijen, inclusief [A], hun standpunten aangepast en geconcludeerd dat de bevordering van [A] op 1 juni 2021 moet worden vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de ingangsdatum van de bevordering van [A] inderdaad op 1 juni 2021 moet worden vastgesteld, in lijn met de eerdergenoemde rechtspraak.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van het Gerecht gedeeltelijk vernietigd, maar bevestigd dat de gouverneur binnen twee maanden een nieuw besluit moet nemen over het bevorderingsverzoek van [A]. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 31 mei 2023
Zaaknummer: AUA2022H00215

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

uitspraak

op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant, hierna: de gouverneur
gemachtigde: mr. C.L. Geerman
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
29 augustus 2022, AUA202103825 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:

[Geintimeerde],

wonend in Aruba,
geïntimeerde, hierna: [A]
gemachtigde: mr. D.G. Kock, advocaat
en
de gouverneur

Procesverloop

De gouverneur heeft hoger beroep ingesteld en gereageerd op vragen van de Raad.
De Raad heeft de zaak op de zitting van 4 mei 2023 behandeld. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en mr. Y.F.M. Kaarsbaan. [A] is verschenen, bijgestaan door mr. D.G. Illis, kantoorgenoot van mr. Kock.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. [
A] werkt vanaf 1 december 2016 bij Bureau Interne Diensten (BID) van het Departamento di Impuesto in de functie van baliemedewerkster, schaal 3. Met ingang van 1 juli 2017 is zij in die functie in vaste dienst benoemd.
1.2. [
A] heeft de gouverneur op 7 januari 2020 verzocht haar met ingang van
1 december 2020 te bevorderen naar de rang van klerk 1ste klasse, schaal 4.
1.3.
Het diensthoofd van [A] heeft op 30 januari 2020 het functioneren van [A] vanaf 1 december 2016 positief beoordeeld en voorgesteld haar met ingang van
1 december 2020 te bevorderen naar rang van klerk 1ste klasse.
1.4.
In afwijking van het advies van het diensthoofd heeft de gouverneur dit verzoek bij landsbesluit van 24 mei 2021 (bestreden besluit) afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft de gouverneur ten grondslag gelegd dat [A] in de anciënniteitsperiode, die loopt van 1 december 2016 tot 1 december 2020, op 274 dagen, ongeveer negen maanden, arbeidsongeschikt is geweest. Als gevolg van haar arbeidsongeschiktheid kan het functioneren van [A] in die periode niet worden beoordeeld. Daarmee voldoet zij niet aan de beoordelingseis om te worden bevorderd. Haar aantal dagen arbeidsongeschiktheid komt boven de 90 dagen uit, zodat volgens het beleid de anciënniteitsperiode wordt verlengd met de totale periode van arbeidsongeschiktheid (90-dagen verzuimbeleid). Dit betekent dat [A] niet met ingang van 1 december 2020 voor een bevordering in aanmerking komt. Zij kan pas met ingang van 1 september 2021 worden bevorderd. Hiervoor kan zij een verzoek indienen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van [A] tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, de gouverneur opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van [A] en de gouverneur veroordeeld in de proceskosten van [A] tot een bedrag van Afl. 1.400,-. Daartoe heeft het Gerecht, kort gezegd, overwogen dat het geen aanknopingspunten ziet om perioden van arbeidsongeschiktheid als perioden van inactieve dienst niet mee te laten tellen om te voldoen aan de anciënniteitseis.
3.1.
De gouverneur heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak het volgende aangevoerd. Op grond van de rechtspraak van de Raad, in het bijzonder de uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:81, mag voor het bepalen van het bevorderingsmoment rekening worden gehouden met perioden van arbeidsongeschiktheid. Ter zitting heeft de gouverneur, gelet op de uitspraken van de Raad van 1 maart 2023, ECLI:NL:ORBAACM:2023:22 en 23, zich op het standpunt gesteld dat de ingangsdatum van de bevordering van [A] vanaf 1 december 2020 niet met negen, maar met zes maanden moet worden uitgesteld. Dit betekent dat [A] op 1 juni 2021 bevorderd kan worden.
3.2. [
A] heeft in verweer aanvankelijk bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit, maar heeft zich, op grond van de uitspraken van de Raad van 1 maart 2023, alsnog met de gouverneur op het standpunt gesteld dat haar bevordering naar de rang van klerk 1ste klasse moet worden vastgesteld op 1 juni 2021.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De Raad begrijpt dat de gouverneur bij het bestreden besluit de ingangsdatum van de bevordering van [A] op 1 september 2021 heeft vastgesteld. Gelet op de nadere standpunten van partijen - die in lijn zijn met de door hen genoemde rechtspraak over het uitstellen van het bevorderingsmoment bij inactiviteit door arbeidsongeschiktheid voor zover die het aantal van 90 dagen overschrijdt - volstaat de Raad met verwijzing naar die rechtspraak. Zoals partijen met elkaar zijn overeengekomen leidt toepassing daarvan in dit geval tot de conclusie dat het moment van de bevordering van [A] moet worden vastgesteld op 1 juni 2021.
4.2.
De slotsom is dat het hoger beroep van de gouverneur slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover de gouverneur daarbij is opgedragen opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van [A]. De Raad zal de gouverneur opdragen een nieuw besluit op het bevorderingsverzoek van [A] te nemen met inachtneming van wat de Raad in deze uitspraak heeft overwogen. De Raad zal de aangevallen uitspraak voor het overige bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak voor zover het Gerecht de gouverneur heeft opgedragen opnieuw op het bevorderingsverzoek van [A] te beslissen;
  • bevestigtde aangevallen uitspraak voor het overige;
  • draagtde gouverneur
    opbinnen twee maanden na de datum van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bevorderingsverzoek van [A], met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.P. van der Pluijm-Vrede en mr. M.A. Evertsz, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.