ECLI:NL:ORBAACM:2023:34

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
AUA2022H00205
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.H. Bel
  • A.P. van der Pluijm-Vrede
  • M.A. Evertsz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen ingangsdatum bevordering bij perioden van arbeidsongeschiktheid in de anciënniteitsperiode

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de ingangsdatum van de bevordering van een ambtenaar, [A], die sinds 1 september 2012 werkzaam is bij het Korps Politie Aruba. De gouverneur had besloten om [A] pas met ingang van 1 augustus 2021 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse, ondanks een positief advies van de korpschef. Dit besluit was gebaseerd op het 90-dagen verzuimbeleid, waarbij de periode van arbeidsongeschiktheid van [A] van 287 dagen werd meegeteld, wat leidde tot een verlenging van de anciënniteitsperiode. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba had het bezwaar van [A] tegen dit besluit gegrond verklaard en de gouverneur opgedragen om opnieuw te beslissen over de bevordering.

In hoger beroep heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken geoordeeld dat de gouverneur de ingangsdatum van de bevordering ten onrechte had vastgesteld op 1 augustus 2021. De Raad heeft vastgesteld dat de anciënniteitsperiode van [A] met 197 dagen moet worden verlengd, wat betekent dat de bevordering ingaat op 15 april 2021. De Raad heeft ook overwogen dat de gouverneur zijn discretionaire bevoegdheid mag uitoefenen om de bevordering in te laten gaan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin aan de bevorderingseisen is voldaan, in dit geval 1 mei 2021. Het beroep van [A] op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de omstandigheden in de door hem aangehaalde zaak anders waren.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van het Gerecht vernietigd voor zover deze de gouverneur opdroeg opnieuw te beslissen over de bevordering van [A], en heeft de gouverneur opgedragen binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 31 mei 2023
Zaaknummer: AUA2022H00205

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA

uitspraak

op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant, hierna: de gouverneur
gemachtigde: mr. Y.F.M Kaarsbaan
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
22 augustus 2022, AUA202103311 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:

[Geïntimeerde],

wonend in Aruba,
geïntimeerde, hierna: [A]
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis
en
de gouverneur

Procesverloop

De gouverneur heeft hoger beroep ingesteld en gereageerd op vragen van de Raad.
[A] heeft een contramemorie met bijlagen ingediend.
De Raad heeft de zaak, samen met de zaak AUA2022H00180, op de zitting van 5 mei 2023 behandeld. De gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [A] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. [
A] werkt vanaf 1 september 2012 bij het Korps Politie Aruba (KPA), met ingang van 1 oktober 2016 in de rang van brigadier, schaal 4.
1.2.
De korpschef KPA heeft op 8 oktober 2020 het functioneren van [A] positief beoordeeld en voorgesteld hem per 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse, schaal 5.
1.3.
In afwijking van het advies van de korpschef heeft de gouverneur bij landsbesluit van 14 september 2021 (bestreden besluit) besloten [A] pas met ingang van 1 augustus 2021 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse. Aan het bestreden besluit heeft de gouverneur ten grondslag gelegd dat [A] in de anciënniteitsperiode, die loopt van 1 oktober 2016 tot 1 oktober 2020, op 287 dagen, ongeveer tien maanden, arbeidsongeschikt is geweest. Als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid kan het functioneren van [A] in die periode niet worden beoordeeld. Daarmee voldoet hij niet aan de beoordelingseis om te worden bevorderd. Zijn aantal dagen arbeidsongeschiktheid komt boven de 90 dagen uit zodat volgens het beleid de anciënniteitsperiode wordt verlengd met de totale periode van arbeidsongeschiktheid (90-dagen verzuimbeleid). Dit betekent dat [A] pas met ingang van 1 augustus 2021 kan worden bevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van [A] tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, de gouverneur opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van [A] en de gouverneur veroordeeld in de proceskosten van [A] tot een bedrag van Afl. 1.400,-. Daartoe heeft het Gerecht, kort gezegd, overwogen dat het geen aanknopingspunten ziet om perioden van arbeidsongeschiktheid als perioden van inactieve dienst niet mee te laten tellen om te voldoen aan de anciënniteitseis
3.1.
De gouverneur heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat op grond van de rechtspraak van de Raad, in het bijzonder de uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:81, voor het bepalen van het bevorderingsmoment rekening mag worden gehouden met perioden van arbeidsongeschiktheid.
3.2. [
A] heeft, gelet op de uitspraken van de Raad van 1 maart 2023, ECLI:NL:ORBAACM:2023:22 en 23, zich op het standpunt gesteld dat zijn bevorderingsmoment moet worden uitgesteld met de perioden van arbeidsongeschiktheid, voor zover die het aantal van 90 dagen overschrijden. Dit betekent een uitstel met 197 (287-90) dagen. De ingangsdatum van de bevordering moet volgens [A] op grond hiervan worden vastgesteld op 15 april 2021.
3.3.
In reactie op dit verweer heeft de gouverneur het standpunt ingenomen dat de ingangsdatum van de bevordering van [A] op grond van de door hem genoemde uitspraken van de Raad niet met tien, maar met zeven maanden moet worden uitgesteld. Dit betekent dat [A] op 1 mei 2021 bevorderd kan worden.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Uit de uitspraken van de Raad van 1 maart 2023 volgt dat het bestuursorgaan bevoegd is om de ingangsdatum van een bevordering uit te stellen indien sprake is van afwezigheid door langdurige arbeidsongeschiktheid. In die situatie is een beoordeling van het functioneren in de anciënniteitsperiode immers niet goed mogelijk. Indien echter, ondanks een langdurige periode van arbeidsongeschiktheid, toch een positieve beoordeling is opgemaakt, is daarmee voldaan aan de voor een bevordering geldende beoordelingseis. Bij de anciënniteitseis gaat het om de tijd die is doorgebracht in actieve dienst. Volgens het beleid staat een periode van inactiviteit door arbeidsongeschiktheid van maximaal 90 dagen niet in de weg aan de conclusie dat is voldaan aan de anciënniteitseis. Bij een periode van inactiviteit door arbeidsongeschiktheid van 90 dagen of meer wordt de periode waarmee aan de anciënniteitseis wordt voldaan verlengd met het totaal aantal dagen arbeidsongeschiktheid waarmee de periode van 90 dagen wordt overschreden. De Raad acht het op deze wijze uitstellen van het bevorderingsmoment niet in strijd met de toepasselijke wettelijke bepalingen.
4.2.
Gelet op de nadere standpunten van partijen - die in lijn zijn met de onder 4.1 genoemde rechtspraak van de Raad - leidt toepassing daarvan in dit geval tot de conclusie dat de gouverneur de ingangsdatum van de bevordering van [A] ten onrechte heeft vastgesteld op 1 augustus 2021. Gelet op de 287 dagen arbeidsongeschiktheid van [A] wordt zijn anciënniteitsperiode vanaf 1 oktober 2020 met 197 dagen verlengd tot 15 april 2021.
4.3.
De gouverneur heeft ter zitting uiteengezet dat om uitvoeringstechnische redenen een bevordering in alle gevallen ingaat op de eerste dag van de maand volgend op die waarin aan de bevorderingseisen is voldaan. Voorop staat dat de bevoegdheid van de gouverneur tot bevorderen een discretionaire bevoegdheid is. Het gebruik maken van deze bevoegdheid en ook de uitoefening daarvan toetst de rechter terughoudend. Gelet op de door de gouverneur gegeven uitvoeringstechnische redenen mag hij van zijn bevoegdheid gebruik maken door de bevordering van [A] in te laten gaan op 1 mei 2021.
4.4. [
A] heeft nog een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan. In de door hem genoemde zaak heeft de gouverneur een ambtenaar alsnog bevorderd zonder uitstel van de ingangsdatum van de bevordering, terwijl de ambtenaar in die zaak 111 dagen in de anciënniteitsperiode arbeidsongeschikt is geweest. De gouverneur heeft uiteengezet dat bij deze ambtenaar een nieuwe gedragslijn, het 15%-verzuimbeleid is toegepast waardoor uitstel van de bevordering achterwege moest worden gelaten. Reeds omdat het aantal arbeidsongeschiktheidsdagen in de aangehaalde zaak anders is dan bij [A], slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. Ten overvloede overweegt de Raad nog het volgende. Toepassing van het 15%-verzuimbeleid zou voor [A] ongunstiger uitpakken. Dit beleid houdt, kort gezegd, in dat de ingangsdatum van een bevordering niet wordt uitgesteld bij een verzuim van minder dan 15% per anciënniteitsperiode, dat wil zeggen gemiddeld 55 kalenderdagen per anciënniteitsjaar. Bij overschrijding van dit aantal wordt de ingangsdatum van de bevordering uitgesteld met een periode gelijk aan de gehele duur van de arbeidsongeschiktheid over de anciënniteitsperiode, waarbij de bevordering ingaat op de eerste kalenderdag van de volgende maand. In het geval van [A] is het aantal arbeidsongeschiktheidsdagen 287 en de anciënniteitsperiode vier jaar, wat een gemiddelde per jaar oplevert van 71,75 dagen. Dit is hoger dan de grens van 55 per jaar van het nieuwe beleid, zodat het 90-dagen verzuimbeleid in het geval van [A] gunstiger is.
4.5.
Tot slot gaat de Raad voorbij aan het standpunt van [A] dat de dagen waarop hij door besmetting met het coronavirus afwezig was, niet meetellen bij zijn perioden van arbeidsongeschiktheid. [A] heeft dit standpunt feitelijk noch juridisch onderbouwd en bovendien in strijd met de goede procesorde pas op de zitting naar voren gebracht.
4.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van de gouverneur slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover de gouverneur daarbij is opgedragen opnieuw te beslissen over de bevordering van [A], en voor het overige bevestigen. De gouverneur zal worden opdragen een nieuw besluit over de bevordering van [A] te nemen, met inachtneming van wat de Raad in deze uitspraak heeft overwogen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad van Beroep:
  • vernietigtde aangevallen uitspraak voor zover het Gerecht de gouverneur heeft opgedragen opnieuw over de bevordering van [A] te beslissen;
  • bevestigtde aangevallen uitspraak voor het overige;
  • draagtde gouverneur
    opbinnen twee maanden na de datum van de uitspraak een nieuw besluit te nemen over de bevordering van [A], met inachtneming van wat de Raad in zijn uitspraak heeft overwogen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.P. van der Pluijm-Vrede en mr. M.A. Evertsz, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.