In deze zaak gaat het om de vaststelling van de ingangsdatum van de bevordering van een ambtenaar, [A], die sinds 1 september 2012 werkzaam is bij het Korps Politie Aruba. De gouverneur had besloten om [A] pas met ingang van 1 augustus 2021 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse, ondanks een positief advies van de korpschef. Dit besluit was gebaseerd op het 90-dagen verzuimbeleid, waarbij de periode van arbeidsongeschiktheid van [A] van 287 dagen werd meegeteld, wat leidde tot een verlenging van de anciënniteitsperiode. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba had het bezwaar van [A] tegen dit besluit gegrond verklaard en de gouverneur opgedragen om opnieuw te beslissen over de bevordering.
In hoger beroep heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken geoordeeld dat de gouverneur de ingangsdatum van de bevordering ten onrechte had vastgesteld op 1 augustus 2021. De Raad heeft vastgesteld dat de anciënniteitsperiode van [A] met 197 dagen moet worden verlengd, wat betekent dat de bevordering ingaat op 15 april 2021. De Raad heeft ook overwogen dat de gouverneur zijn discretionaire bevoegdheid mag uitoefenen om de bevordering in te laten gaan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin aan de bevorderingseisen is voldaan, in dit geval 1 mei 2021. Het beroep van [A] op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de omstandigheden in de door hem aangehaalde zaak anders waren.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van het Gerecht vernietigd voor zover deze de gouverneur opdroeg opnieuw te beslissen over de bevordering van [A], en heeft de gouverneur opgedragen binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.