In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van een ambtenaar die verzocht om terbeschikkingstelling bij het Bureau van de minister van Onderwijs en Sport. De appellant, die sinds 2003 in de non-actievenpool zat, had eerder ter beschikking gestaan bij het Bureau, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat hij niet onder de groep ambtenaren viel die op onaanvaardbare wijze was komen te 'zweven'. De Raad oordeelde dat de minister het verzoek om terbeschikkingstelling terecht had afgewezen, aangezien de appellant vanuit de non-actievenpool was ter beschikking gesteld en na beëindiging van de terbeschikkingstelling terugkeerde naar deze pool. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, die het bezwaar van de appellant ongegrond had verklaard.
Daarnaast had de appellant verzocht om schadevergoeding, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de afwijzing van het verzoek om terbeschikkingstelling en het gevraagde schadebedrag. De appellant had ook een verzoek ingediend voor immateriële schadevergoeding vanwege het langdurig in de non-actievenpool zitten, maar dit werd eveneens afgewezen omdat de situatie niet vergelijkbaar was met eerdere uitspraken die hij aanhaalde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.