In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellante, de Gouverneur van Aruba, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin haar verzoek om een waarnemingstoelage en schadevergoeding werd afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, die werkzaam was als ambtenaar bij Instituto Pedagogico Arubano, in 2017 eervol leeftijdsontslag heeft gekregen. In 2012 had zij verzocht om een waarnemingstoelage en bevordering, maar dit verzoek werd in 2018 afgewezen. Het Gerecht had in 2019 het bezwaar van appellante gegrond verklaard, maar verweerder had geen gevolg gegeven aan deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat artikel 96 van de Landsverordening (La) niet onverbindend is, maar dat verweerder inbreuk heeft gemaakt op het recht van appellante op een inhoudelijke behandeling van haar geschil door niet tijdig gevolg te geven aan de rechterlijke opdracht. De Raad heeft de schadevergoeding vastgesteld op Afl. 2.500,- voor de immateriële schade die appellante heeft geleden door de vertraging. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Afl. 1.400,-. De aangevallen uitspraak werd vernietigd en het bezwaar van appellante werd gegrond verklaard.