In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht, die het bezwaar van de appellant tegen een bevordering ongegrond verklaarde. De bevordering naar de rang van hoofdagent, die met ingang van 1 oktober 2018 is vastgesteld, is onderwerp van geschil. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 16 maart 2022 uitspraak gedaan.
De appellant was werkzaam als politieambtenaar en had eerder de rang van brigadier 1e klasse. Hij had gesolliciteerd naar de functie van Professional Basispolitiezorg en was per 15 september 2018 in deze functie geplaatst. De Raad oordeelt dat de appellant pas bevorderd kan worden naar de rang van hoofdagent op het moment dat hij aan alle vereisten voldoet, waaronder het daadwerkelijk bekleden van de functie. De Raad bevestigt dat de datum van bevordering samenvalt met de datum waarop de appellant in de functie is geplaatst.
De Raad concludeert dat de appellant niet kan worden bevorderd op basis van het feitelijk uitoefenen van de functie zonder formele plaatsing. De door de appellant aangevoerde argumenten over onrechtvaardigheid en gelijke behandeling worden verworpen, omdat deze niet leiden tot een ander oordeel. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond.