ECLI:NL:ORBAACM:2022:33

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AUA2020H00143
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering naar de rang van hoofdinspecteur en de eis van functie bekleden in het ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht, die het bezwaar van de appellant tegen een bevordering ongegrond verklaarde. De bevordering naar de rang van hoofdagent, die met ingang van 1 oktober 2018 is vastgesteld, is onderwerp van geschil. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 16 maart 2022 uitspraak gedaan.

De appellant was werkzaam als politieambtenaar en had eerder de rang van brigadier 1e klasse. Hij had gesolliciteerd naar de functie van Professional Basispolitiezorg en was per 15 september 2018 in deze functie geplaatst. De Raad oordeelt dat de appellant pas bevorderd kan worden naar de rang van hoofdagent op het moment dat hij aan alle vereisten voldoet, waaronder het daadwerkelijk bekleden van de functie. De Raad bevestigt dat de datum van bevordering samenvalt met de datum waarop de appellant in de functie is geplaatst.

De Raad concludeert dat de appellant niet kan worden bevorderd op basis van het feitelijk uitoefenen van de functie zonder formele plaatsing. De door de appellant aangevoerde argumenten over onrechtvaardigheid en gelijke behandeling worden verworpen, omdat deze niet leiden tot een ander oordeel. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Zaaknummers: AUA2020H00143

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. D.G. Kock, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
14 september 2020, AUA201904271 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 17 september 2019 , no. 6 (bestreden beschikking) heeft geïntimeerde appellant met ingang van 1 oktober 2018 bevorderd naar de rang van hoofdagent (schaal P06).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak op 9 februari 2022 ter zitting behandeld, gevoegd met de zaken AUA2020H00142, AUA2020H00144 en AUA2020H00145. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting zijn de gevoegd behandelde zaken gesplitst en wordt in iedere zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant tegen de bestreden beschikking ongegrond verklaard. Geïntimeerde heeft appellant terecht pas met ingang van 1 oktober 2018 bevorderd naar de rang van hoofdagent, omdat appellant vanaf dat moment pas voldoet aan alle vereisten om te kunnen worden bevorderd naar de rang van hoofdagent. Voor zover appellant een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dat beroep niet.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat gekeken moet worden naar het moment waarop appellant de functie daadwerkelijk vervulde. Appellant is ten onrechte gepasseerd door een collega die onder hem op de ranglijst stond, louter en alleen vanwege het feit dat de Korpschef geheel arbitrair een andere, eerdere datum van aanstelling van die collega op een Korpsmededeling uitkoos. Ter zitting heeft appellant zich ook beklaagd over het feit dat collega’s zijn benoemd in functies in functiegroep III zonder dat zij hebben hoeven solliciteren.
3.2.
Geïntimeerde heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat appellant pas bevorderd kan worden met ingang van de datum dat hij aan alle bevorderingseisen voldoet. Daarbij is bepalend het moment met ingang waarvan appellant geplaatst is in een functie in Hoofdgroep III. Geïntimeerde heeft uiteengezet dat het systeem van de ranglijst in 2011 is verlaten en dat bij de implementatie van het in 2011 vastgestelde inrichtingsplan is besloten om de meest geschikte politieambtenaar op een bepaalde functie te plaatsen. Na de implementatie is overgegaan naar een systeem waarbij iedere politieambtenaar die aan de vereisten van onder meer opleiding en anciënniteit voldoet kan solliciteren naar een vacante functie op het eerst hogere functieniveau. Vanaf de rang van hoofdagent lopen de verschillende klassen niet meer gelijk, omdat functies in hoofdgroep III specialistische functies zijn, die beperkt voorkomen. De functie van Professional Basispolitiezorg is pas in 2018 opengesteld. Na de sollicitatieprocedure is appellant, met een proeftijd van zes maanden, in de functie geplaatst.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant is als politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA). Met ingang van 1 september 2008 is appellant bevorderd naar de rang van brigadier 1e klasse (schaal P05). Op 1 augustus 2017 heeft appellant het diploma Midden Kaderopleiding behaald.
4.2.
Met de korpsmededeling no. 462/2018 heeft de korpsleiding van het KPA de mogelijkheid opengesteld voor sollicitatie naar de functie van Professional Basispolitiezorg, een functie in Hoofdgroep III. Zoals blijkt uit de korpsmededeling van 3 september 2018, no. 514/2018, heeft appellant naar die functie gesolliciteerd en is hij na selectiegesprekken per 15 september 2018, met een proeftijd van zes maanden, geplaatst in de functie van Professional Basispolitiezorg District II.
4.3.
Geïntimeerde heeft bij de bestreden beschikking appellant met ingang van 1 oktober 2018 bevorderd naar de rang van hoofdagent (schaal P06).
4.4.
Voor een bevordering naar de rang van hoofdagent gelden op grond van Bijlage A bij het Landsbesluit rechtspositie politie de volgende eisen:
“Hoofdagent a) in bezit van het middenkaderdiploma;
b) een functie bekleden in Hoofdgroep III;
c) voldoen aan de eisen die aan deze functie worden gesteld;
d) ten minste 4 jaar diensttijd hebben voltooid in de rang van brigadier 1e klasse en;
e) een goede beoordeling.”
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil, en de Raad sluit zich daarbij aan, dat appellant aan de vereisten onder a, c, d en e voldoet. Het geschil gaat over de vraag hoe de eis onder b moet worden gelezen. Gaat het om het feitelijk uitoefenen van de functie, zoals appellant stelt, of om het geplaatst zijn in een functie, zoals geïntimeerde stelt.
4.6.
Het standpunt van geïntimeerde is het juiste standpunt. Een functie kun je pas bekleden als je in die functie bent geplaatst. Voer je - zonder enige uitzondering - alle taken uit van een functie zonder daarin geplaatst te zijn, dan kan hooguit sprake zijn van waarneming. Gelet op het tijdstip met ingang waarvan appellant is geplaatst in de functie van Professional Basispolitiezorg heeft het Gerecht terecht geoordeeld dat geïntimeerde appellant op goede gronden met ingang van 1 oktober 2018 heeft bevorderd naar de rang van hoofdagent (schaal P06).
4.7.
De door appellant gevoelde onrechtvaardigheid dat hij in anciënniteit voorbij wordt gegaan door collega’s die later dan hij aan hun opleiding zijn begonnen en dat collega’s worden benoemd in functies in hoofdgroep III zonder daarvoor te solliciteren zijn omstandigheden die niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Het eerste aspect is een gevolg van een duidelijke keus voor een ander systeem, zoals uiteengezet door geïntimeerde. Aan het tweede aspect wordt voorbij gegaan, omdat dat dat pas bij de behandeling ter zitting op 9 februari 2022 naar voren is gebracht en geïntimeerde daarop niet inhoudelijk heeft kunnen reageren. Los daarvan valt overigens niet goed in te zien wat daarvan de gevolgen zouden moeten zijn voor plaatsingen in functies in hoofdgroep III die wel hebben plaatsgevonden na een sollicitatieprocedure.
4.8.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, W.H. Bel en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.