In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een politieambtenaar, appellante, die bevorderd wilde worden naar de rang van hoofdagent. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba heeft op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellante was eerder bevorderd naar de rang van brigadier 1e klasse en had in 2017 een diploma behaald dat haar kwalificeerde voor een hogere functie. De bestreden beschikking van de Gouverneur van Aruba, die appellante met ingang van 1 oktober 2018 bevorderde, werd door het Gerecht in Ambtenarenzaken ongegrond verklaard. Appellante stelde dat zij ten onrechte was gepasseerd door een collega en dat haar bevordering niet correct was behandeld.
De Raad heeft vastgesteld dat voor de bevordering naar de rang van hoofdagent de eis geldt dat de ambtenaar daadwerkelijk in de functie moet zijn geplaatst. Appellante had weliswaar taken van de functie uitgevoerd, maar was pas met ingang van 1 oktober 2018 officieel in de functie geplaatst. De Raad oordeelde dat de datum van bevordering samenvalt met de datum van plaatsing in de functie, en dat appellante pas aan alle vereisten voldeed vanaf die datum. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd door de Raad afgewezen, omdat de nieuwe procedure voor bevordering en plaatsing in functies was gewijzigd en appellante niet kon aantonen dat zij onterecht was gepasseerd.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.