ECLI:NL:ORBAACM:2022:26

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AUA2020H00025
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse op basis van functiewaardering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar, appellant, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse. De Gouverneur van Aruba heeft deze afwijzing gebaseerd op de functiewaardering, waaruit blijkt dat de functie van appellant maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 8. Appellant is sinds 1 juni 1989 werkzaam als ambtenaar en heeft in de loop der jaren verschillende bevorderingen ondergaan. In 2017 heeft hij verzocht om bevordering naar schaal 9, maar dit verzoek is afgewezen op basis van een advies van de directeur van de Directie Recurso Humano, die stelde dat appellant de maximale waardering van zijn functie al had bereikt.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 8 februari 2022 behandeld. Appellant betwistte dat hij de functie van Telecommunicatie Inspecteur bekleedt en voerde aan dat de functiewaardering niet op zijn feitelijke werkzaamheden is gebaseerd. De Raad heeft echter vastgesteld dat de afwijzing van de bevordering in redelijkheid kon worden gebaseerd op de functiewaardering en dat er geen aanknopingspunten waren om te oordelen dat de Gouverneur onterecht had gehandeld. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken bevestigd, waarbij het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard.

De Raad concludeert dat de afwijzing van de bevordering naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse terecht is, omdat appellant niet voldoet aan de vereisten voor deze rang, zoals vastgelegd in de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Zaaknummers: AUA2020H00025

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. ing. T.J. Correa ,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
10 februari 2020, AUA201901215 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij beschikking van 25 maart 2019, DRH/218 geh, (bestreden beschikking) heeft geïntimeerde het verzoek van appellant om bevordering naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse (schaal 9) afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is sinds 1 juni 1989 als ambtenaar werkzaam in dienst van het Land. Hij is toen benoemd in de rang/functie van technicus 1ste klasse (schaal 6) bij de Directie Telecommunicatie Zaken (DTZ). Bevordering naar de rang van technicus 1ste klasse A (schaal 7) vond plaats per 1 juni 1993 en bevordering naar de rang van hoofdtechnicus (schaal 8) met ingang van 1 juni 1996.
1.2.
Met een op 30 juni 2017 ingekomen brief heeft appellant verzocht hem met ingang van 1 juni 2009 te bevorderen naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse (schaal 9). De directeur DTZ heeft met een brief van 17 juli 2018 het voorstel gedaan appellant met ingang van 1 juli 2012 te benoemen in de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse (schaal 9).
1.3.
De directeur Departamento Recurso Humano (DRH) heeft in een notitie van
20 september 2018 geadviseerd om appellant niet te bevorderen naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse (schaal 9), omdat de functie van appellant maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 8 en appellant dat niveau al heeft bereikt.
1.4.
Bij de bestreden beschikking is het bevorderingsverzoek afgewezen, met de overweging dat appellant niet bevorderd kan worden, omdat hij de maximale waardering van zijn functie met ingang van 1 juni 1996 al heeft bereikt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Het Gerecht heeft op grond van twee door geïntimeerde overgelegde stukken aangenomen dat appellant de functie van Telecommunicatie Inspecteur bekleedt en dat deze functie aan de hand van een functiebeschrijving een maximale waardering kent op het niveau van schaal 8. Het Gerecht heeft met een beroep op vaste rechtspraak van de Raad vastgesteld dat voor zover appellant heeft beoogd bezwaar te maken tegen de functiewaardering, dit bezwaar niet door de ambtenarenrechter kan worden beoordeeld. Functiewaarderingsbesluiten moeten, mede door hun functieoverstijgend karakter en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen, op een lijn worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Overigens heeft het Gerecht geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat geïntimeerde de afwijzing van de bevordering van appellant naar schaal 9 in redelijkheid niet heeft kunnen baseren op deze functiewaardering.
3.1.
Appellant betwist onder meer dat hij de functie van Telecommunicatie Inspecteur bekleedt. Volgens appellant valt hij nog steeds onder het oude systeem van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) en heeft er geen reorganisatie plaatsgevonden die een herwaardering van de rangen rechtvaardigt. Het BRA kent niet de rang Telecommunicatie Inspecteur en een wettelijke grondslag voor de rang van Telecommunicatie Inspecteur ontbreekt. De functiewaardering, die tardief door geïntimeerde na de zitting van het Gerecht is ingezonden, berust niet op de feitelijke werkzaamheden van appellant, aangezien appellant wellicht een leidinggevende functie had. Appellant stelt dat de ministerraad na een positief advies van DRH akkoord is gegaan met zijn bevordering. Bij de bestreden beschikking is die bevordering als het ware ingetrokken en deze intrekking is in strijd met de rechtszekerheid.
3.2.
Geïntimeerde heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan appellant stelt heeft DRH geen positief advies uitgebracht over de bevordering van appellant naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse. Zoals al is weergegeven onder 1.3 heeft DRH geadviseerd om appellant niet naar die rang te bevorderen, omdat de door appellant uitgeoefende functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 8 en appellant dat niveau al heeft bereikt. Geïntimeerde heeft terecht opgemerkt dat in het uittreksel van de besluitenlijst van de vergadering van de ministerraad van 5 februari 2019 het woordje “niet” is weggevallen. Ook naar het oordeel van de Raad kan zonder enige twijfel namelijk worden aangenomen dat besloten is conform het advies van DRH en dat advies luidde nu eenmaal appellant niet te bevorderen naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse.
4.2.
Op appellant is het BRA nog altijd van toepassing. Op grond van Bijlage B bij het BRA geldt voor een bevordering naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse, naast een opleidings- en anciënniteitseis, de eis dat de door de betrokkene beklede functie ten minste is gewaardeerd op het niveau van hoofdtechnicus 1ste klasse. Er is geen sprake van een nieuw of ander rangenstelsel. Het gaat om een verschil tussen functiebenaming en rang. Ter zitting heeft appellant erkend dat na een interne reorganisatie van de DTZ een nieuwe structuur van de afdeling Technische Zaken schriftelijk is vastgelegd. De Raad heeft geen enkele twijfel dat dat de structuur is zoals die in meerdere stukken is beschreven. Onder de afdeling Technische Zaken vallen twee secties. De sectie Inspectiezaken en de sectie Etherbewaking. In de sectie Inspectiezaken is een chef Inspectiezaken werkzaam en drie Telecommunicatie Inspecteurs. Zoals het Gerecht terecht heeft vastgesteld is appellant niet benoemd in de functie van chef Inspectiezaken en oefent hij dus de functie van Telecommunicatie Inspecteur uit.
4.3.
Evenals het Gerecht is de Raad van oordeel dat geïntimeerde de afwijzing van de bevordering van appellant naar de rang van hoofdtechnicus 1ste klasse in redelijkheid heeft kunnen baseren op de zich in het dossier bevindende functiewaardering. Het resultaat van deze functiewaardering was in eerste aanleg door geïntimeerde al meegezonden met de op het geding betrekking hebbende stukken. Ter zitting van het Gerecht heeft geïntimeerde de gelegenheid gekregen de onderliggende stukken van het resultaat van deze functiewaardering alsnog in te zenden. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Deze stukken maken ook integraal onderdeel uit van de procedure in hoger beroep. Van tardief ingediende stukken is geen sprake.
4.4.
Het argument van appellant dat de desbetreffende functiewaardering niet de waardering van zijn functie is, omdat daarin elementen van leidinggeven ontbreken, overtuigt niet. Het gaat in het geval van appellant om het waarnemen van de functie van zijn chef, een aspect waaraan in het kader van het waarderen van een functie geen betekenis toekomt.
4.5.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, W.H. Bel en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.