In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba, waarbij haar verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) en hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) is afgewezen. Appellante, werkzaam als inspectiefunctionaris, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij de functie van 1e inspectiefunctionaris in volle omvang uitoefent en dat haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet voldoende is onderbouwd. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 23 maart 2022 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat zij de functie van 1e inspectiefunctionaris in volle omvang vervult, en dat de Gouverneur in redelijkheid heeft kunnen besluiten om haar niet te bevorderen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, die het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar het verzoek om bevordering afwees. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.