ECLI:NL:ORBAACM:2021:82

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
AUA2018H00051
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake disciplinaire straf opgelegd aan ambtenaar van het Departamento di Aduana

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft een disciplinaire straf die aan de geïntimeerde, werkzaam bij het Departamento di Aduana, is opgelegd. De disciplinaire straf bestond uit terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor een jaar, naar aanleiding van plichtsverzuim tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar het bedrijf Easy Cargo. De geïntimeerde had toestemming verleend om een container te openen zonder fysiek aanwezig te zijn en zonder de bijbehorende documenten te controleren. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van de geïntimeerde gegrond en vernietigde de bestreden beschikking, omdat de opgelegde straf niet evenredig was aan het vastgestelde plichtsverzuim. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de opgelegde straf wel degelijk ernstig plichtsverzuim betreft, maar dat de straf niet evenredig is aan het vastgestelde plichtsverzuim in vergelijking met andere vergelijkbare zaken. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat het aan de appellant is om de zaken in onderlinge samenhang opnieuw te bezien en een besluit te nemen over het opleggen van een andere disciplinaire straf. Tevens wordt de appellant veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerde.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
29 januari 2018, AUA201601147 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

[Geïntimeerde],

wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.A.J. van der Biezen, advocaat.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 5 augustus 2016, no. 82 (bestreden beschikking), heeft appellant geïntimeerde de disciplinaire straf opgelegd van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor het bedrag van de laatste periodieke verhoging van bezoldiging en voor de duur van een jaar.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door geïntimeerde tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd, en geïntimeerde veroordeeld tot het betalen van door geïntimeerde gemaakte kosten van rechtskundige bijstand.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de Raad hebben beide partijen erin toegestemd dat de Raad dit hoger beroep - in verband met covid-19-omstandigheden - behandelt en afdoet zonder de zaak op een openbare zitting te behandelen. In verband daarmee hebben partijen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid een pleitnotitie in te dienen.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde is werkzaam bij het Departamento di Aduana in de rang van hoofdcommies der invoerrechten en accijnzen.
1.2.
Tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar het bedrijf Easy Cargo (een douane-expeditiebedrijf) is uit getapte telefoongesprekken waaraan geïntimeerde deelnam, gebleken dat geïntimeerde op 6 juli 2015 telefonisch aan de directeur van Easy Cargo toestemming heeft verleend om een container te openen. De ontvangst van deze tapverslagen heeft geleid tot een intern onderzoek door de Centrale Accountantsdienst (CAD). De CAD heeft op 30 november 2015 met geïntimeerde een oriënterend interview gehouden. Aan geïntimeerde was met ingang van 5 november 2015 de toezegging tot het werk ontzegd. Deze toegangsontzegging is met ingang van 17 december 2015 met zes weken verlengd. Na afloop van de toegangsontzegging is geïntimeerde in het belang van de dienst geschorst in zijn ambt. Met een brief van 2 februari 2016 heeft geïntimeerde gebruik gemaakt van de gelegenheid zich te verantwoorden voor de hem verweten gedragingen in relatie tot het vrijmaken van een container van Easy Cargo. De schorsing is opgeheven met ingang van 1 juni 2016.
1.3.
Aan de bij de bestreden beschikking opgelegde disciplinaire straf heeft appellant ten grondslag gelegd dat geïntimeerde:
- containers heeft laten openen zonder fysiek aanwezig te zijn en zonder een degelijke en volledige controle te verrichten en tevens zonder eerst de bijbehorende documenten te controleren en te raadplegen;
- pas naderhand bij de betreffende douane-expediteur is langsgegaan om de documenten en bijbehorende stukken op te halen en te brengen naar het Douane Hoofdkantoor.
2. Het Gerecht is tot gegrondverklaring van het bezwaar van geïntimeerde gekomen op grond van de overweging dat de bestreden beschikking niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering. Naar het oordeel van het Gerecht is alleen komen vast te staan dat geïntimeerde bij het openen van de container van Easy Cargo op 6 juli 2015 niet aanwezig was. De overige verweten gedragingen zijn niet komen vast te staan. De vastgestelde verweten gedraging moet volgens het Gerecht wel als ernstig plichtsverzuim worden gekwalificeerd. Het raakt de kern van het werk van de Douane en daarbij weegt ook dat aan een belastingambtenaar hoge eisen mogen worden gesteld ten aanzien van integriteit en betrouwbaarheid. De opgelegde sanctie van artikel 83, eerste lid, onder g van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht is volgens het Gerecht echter te zwaar voor de vastgestelde verweten gedraging.
3.1.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, omdat volgens appellant de opgelegde straf wel evenredig is aan de ernst van het door geïntimeerde gepleegde plichtsverzuim.
3.2.
Geïntimeerde heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van plichtsverzuim, laat staan van ernstig plichtsverzuim.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de onderdelen 2.4.1 tot en met 2.4.3 van de aangevallen uitspraak.
4.2.
Het Gerecht heeft in onderdeel 2.6 van de aangevallen uitspraak terecht overwogen dat containers die vanuit het Asycuda-systeem van de douane de selectiekleur “rood” toegekend krijgen fysiek gecontroleerd moeten worden door een douaneambtenaar. Voor alle door Easy Cargo aangegeven containers geldt vanaf 28 augustus 2014 code rood in verband met in dit jaar al gebleken of vermoede onregelmatigheden van dat bedrijf. Hierover hebben de douaneambtenaren voorlichting gehad. De code rood blijkt niet alleen uit het computersysteem Asycuda, maar ook uit het wegvoeringsdocument en het aanvraagformulier wegvoering van de containers. Douaneambtenaren hebben toegang tot Asycuda en beschikken over de genoemde documenten. Bij het ontzegelen en openmaken van een container met code rood moet altijd een douaneambtenaar aanwezig zijn.
4.3.
Het Gerecht heeft eveneens terecht op basis van de beschikbare en deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging kunnen krijgen dat geïntimeerde bij het openen van de container van Easy Cargo op 6 juli 2015 niet aanwezig was. Het oordeel van het Gerecht dat de overige verweten gedragingen niet zijn komen vast te staan wordt echter niet gevolgd. Inherent aan het niet aanwezig zijn bij het openen van een container is dat geen degelijke en volledige controle aan de hand van de bijbehorende documenten kan plaatsvinden. Uiteraard kan bij een controle nadat de container is geopend wel worden gecontroleerd of alle artikelen die op het wegvoeringsdocument genoteerd staan zich ook in de container bevonden, maar niet gecontroleerd kan worden of zich in de container artikelen hebben bevonden die niet genoteerd staan op het wegvoeringsdocument.
4.4.
Uit de gedingstukken kan niet worden opgemaakt dat appellant pas naderhand bij de betreffende douane-expediteur is langsgegaan om de documenten en bijbehorende stukken op te halen en te brengen naar het Douane Hoofdkantoor. Nog daargelaten of dit handelen wel plichtsverzuim oplevert.
4.5.
Geïntimeerde wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij in het geheel geen plichtsverzuim heeft gepleegd. Met het Gerecht en op de door het Gerecht gebezigde gronden is ook de Raad van oordeel dat niet aannemelijk is dat geïntimeerde niet heeft geweten dat de betreffende container geheel onder douanetoezicht moest worden gelost.
4.6.
De vastgestelde verweten gedragingen leveren ernstig plichtsverzuim op. Dit plichtsverzuim raakt de kern van het werk van de douane en daarbij weegt ook dat aan een douaneambtenaar hoge eisen mogen worden gesteld als het gaat om integriteit en betrouwbaarheid. Van omstandigheden die maken dat het plichtsverzuim niet aan geïntimeerde zou kunnen worden toegerekend, is niet gebleken. Dit plichtsverzuim raakt de kern van het werk van de douane en daarbij weegt ook dat aan een douaneambtenaar hoge eisen mogen worden gesteld ten aanzien van integriteit en betrouwbaarheid. Hoewel niet alle verweten gedragingen als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt, zou, gelet op de ernst van het plichtsverzuim, geoordeeld kunnen worden dat van de opgelegde straf toch niet gezegd kan worden dat die onevenredig is aan de ernst van het wel vastgestelde plichtverzuim. Tegelijkertijd met de uitspraak in deze zaak wordt echter uitspraak gedaan in twee zaken van collega’s van geïntimeerde, die in navolging van het advies van het Departamento Recurso Humano (DRH) voor in de visie van DRH vergelijkbaar plichtsverzuim dezelfde straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor het bedrag van de laatste periodieke verhoging van bezoldiging en voor de duur van een jaar, opgelegd hebben gekregen. In de zaak met reg.nr. AUA2019H00068, zijn veel meer ongewenste gedragingen verweten dan aan geïntimeerde. In de uitspraak in die zaak is overwogen dat over een substantieel deel van het aan geïntimeerde in die zaak verweten plichtsverzuim niet op basis van de in het dossier aanwezige stukken de overtuiging is verkregen dat geïntimeerde zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Om die reden is geoordeeld dat de opgelegde straf niet evenredig is aan het plichtsverzuim dat uiteindelijk is vastgesteld. Gelet op het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan alle drie de bestreden beschikkingen, kan niet anders dan ook in de zaak van geïntimeerde geoordeeld worden dat de opgelegde straf niet evenredig is aan het in deze uitspraak vastgestelde plichtsverzuim. Het is aan appellant om alle drie de zaken in onderlinge samenhang opnieuw te bezien en een besluit te nemen over het opleggen van een (andere) disciplinaire straf.
4.7.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad ziet aanleiding appellant te veroordelen in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep.

Beslissing

De Raad:
-
bevestigtde aangevallen uitspraak;
-
veroordeeltde Gouverneur van Aruba tot betaling aan geïntimeerde van zijn
proceskostenin hoger beroep tot een bedrag van Afl. 700,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, en J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.