In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft een disciplinaire straf die aan de geïntimeerde, werkzaam bij het Departamento di Aduana, is opgelegd. De disciplinaire straf bestond uit terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor een jaar, naar aanleiding van plichtsverzuim tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar het bedrijf Easy Cargo. De geïntimeerde had toestemming verleend om een container te openen zonder fysiek aanwezig te zijn en zonder de bijbehorende documenten te controleren. Het Gerecht verklaarde het bezwaar van de geïntimeerde gegrond en vernietigde de bestreden beschikking, omdat de opgelegde straf niet evenredig was aan het vastgestelde plichtsverzuim. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de opgelegde straf wel degelijk ernstig plichtsverzuim betreft, maar dat de straf niet evenredig is aan het vastgestelde plichtsverzuim in vergelijking met andere vergelijkbare zaken. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat het aan de appellant is om de zaken in onderlinge samenhang opnieuw te bezien en een besluit te nemen over het opleggen van een andere disciplinaire straf. Tevens wordt de appellant veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerde.