In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin een ambtenaar de disciplinaire straf van ontslag is opgelegd. De zaak betreft een ambtenaar die sinds 1991 werkzaam is en beschuldigd wordt van ernstig plichtsverzuim. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door onterecht een restitutie goed te keuren voor een belastingplichtige, die tevens zijn buurvrouw is. De ambtenaar heeft de goedkeuring laten uitvoeren door een niet-bevoegd persoon en heeft geprobeerd de belastingplichtige financieel te bevoordelen door haar een bedrag uit te betalen zonder dat er een verrekening van haar schulden plaatsvond. De Raad heeft de zaak behandeld op 15 september 2021 en heeft de argumenten van de ambtenaar in hoger beroep gehoord, waarin hij stelde dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld op basis van een niet afgerond strafrechtelijk onderzoek. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Gerecht terecht de disciplinaire straf van ontslag heeft opgelegd, gezien de ernst van het plichtsverzuim en het gebrek aan bewijs voor de claims van de ambtenaar. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de ambtenaar niet heeft aangetoond dat er sprake was van onrechtmatigheid in de procedure.