In deze zaak gaat het om een hoger beroep van politieambtenaren die in de rang van inspecteur zijn benoemd en die geen recht meer zouden hebben op overwerkvergoeding. De appellanten, die allen werkzaam zijn bij de politie in Aruba, hebben in 2015 verzocht om restitutie van een eerder teruggevorderde overwerkvergoeding en om uitbetaling van vergoedingen voor overwerk dat zij in 2012 hebben verricht. De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot de aangevallen uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 24 juni 2019, waarin het bezwaar van de appellanten ongegrond werd verklaard.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 15 september 2021 behandeld. De appellanten hebben aangevoerd dat de Werk- en diensttijdenverordening politie van toepassing is en dat zij recht hebben op een overwerkvergoeding, ondanks hun benoeming in de rang van inspecteur. De Minister heeft echter gesteld dat op grond van de geldende regelgeving politieambtenaren in deze rang geen recht hebben op overwerkvergoeding. De Raad heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de ratio achter het niet uitbetalen van de overwerkvergoeding niet is dat inspecteurs geen overwerk hoeven te verrichten, maar dat overwerk inherent is aan hun functie.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de appellanten geen recht hebben op de gevraagde overwerkvergoedingen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.