ECLI:NL:ORBAACM:2021:5

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
CUR2019H00144 en CUR2020H00401
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening in ambtenarenzaak met betrekking tot ontslagbesluit

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 april 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De verzoeker, de Regering van Curaçao, had het verzoek ingediend op 23 april 2019, met als doel de uitspraak van de Raad van 23 januari 2019 te herzien. Deze eerdere uitspraak bevestigde de beslissing van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao van 17 februari 2017, waarin het bezwaar tegen het ontslagbesluit van de verzoeker ongegrond werd verklaard.

De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die niet eerder hadden kunnen worden aangevoerd. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om het geschil opnieuw aan de Raad voor te leggen of om argumenten die eerder zijn gepresenteerd opnieuw in te brengen. De verzoeker had ook een brief van de politievakbond SAP overgelegd, maar de Raad oordeelde dat deze brief niet eerder was gepresenteerd in het hoger beroep en dat dit voor risico van de verzoeker kwam.

De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening, zoals aangevuld, moest worden afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de Raad, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO
Uitspraak op het verzoek om herziening van
de uitspraak van de Raad van 23 januari 2019 in de zaak van:

[verzoeker],

wonend in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: A.V.E. Vilchez
en

de Regering van Curaçao,

de regering,
gemachtigde: mr. L.S. Davelaar, advocaat.

Procesverloop

De Raad heeft op 23 januari 2019 de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 17 februari 2017 in de gedingen tussen verzoeker en de regering bevestigd.
Bij verzoekschrift van 23 april 2019 heeft verzoeker de Raad verzocht deze uitspraak te herzien op de in dat verzoek vermelde gronden (verzoek). Bij brief van 27 oktober 2020 heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld. Deze aanvulling is geregistreerd onder zaaksnummer CUR2020H00401.
De regering heeft in beide zaken een contramemorie ingediend.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 19 maart 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De regering is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 135, eerste lid, van de RAr is ieder die partij was in een geding bevoegd, binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid bedoeld is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken. In het tweede lid is bepaald dat de herziening wordt verzocht op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het beroep aan de Raad niet bekend was en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van de Raad.
2. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift inhoudelijke argumenten aangevoerd tegen het oordeel van de Raad dat het Gerecht op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat het bezwaar tegen het ontslagbesluit ongegrond moet worden verklaard. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 16 december 2020, ECLI:NL:ORBAACM:2020:31, en van 28 februari 2012, ECLI:NL:ORBANAA:BW0483) is het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld om het geschil waarover is beslist bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, opnieuw aan de Raad voor te leggen. Herziening is ook niet bedoeld om een partij in de gelegenheid te stellen om argumenten die verzoeker in hoger beroep bij de Raad naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen, opnieuw of alsnog naar voren te brengen om zodoende het debat te heropenen. De aangevoerde herzieningsgrond slaagt dan ook niet.
3. Verzoeker heeft ter zitting gewezen op een brief van 11 augustus 2015 van het bestuur van politievakbond SAP (SAP) aan de minister van Justitie. In deze brief heeft SAP een aantal feiten vastgelegd inzake verzoeker. Verzoeker heeft betoogd dat hij deze brief niet eerder heeft kunnen overleggen, omdat SAP dit soort brieven niet aan het betrokken lid pleegt te overleggen en hij dus niet over een afschrift beschikte. Wat verzoeker heeft betoogd laat onverlet dat hij deze brief had kunnen overleggen in hoger beroep bij de Raad. Dat hij dit niet heeft gedaan komt voor zijn risico.
4. De slotsom is dat het verzoek om herziening, zoals aangevuld, moet worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
wijsthet verzoek om herziening
af.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, mr. L.J.J. Rogier en drs. P.J. Thijssen, leden, en uitgesproken in het openbaar op 1 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.