ECLI:NL:ORBAACM:2021:49

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
AUA2018H00020
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitbetaling niet genoten ATV-dagen en de rechtmatigheid van de ATV-regeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie van Aruba tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waarin het verzoek van appellante om uitbetaling van niet genoten ATV-dagen werd afgewezen. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan. De appellante, werkzaam als ambtenaar, had verzocht om compensatie voor haar niet genoten ATV-dagen, maar dit verzoek werd door de geïntimeerde afgewezen op basis van de ATV-regeling, die stelt dat niet genoten ATV-dagen niet worden uitbetaald. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de ATV-regeling niet onredelijk is en dat er geen zwaarwegende redenen zijn om van het beleid af te wijken. De Raad concludeerde dat de ATV-regeling beleid is en dat individuele ambtenaren hieraan geen rechten kunnen ontlenen. De Raad oordeelde dat de bestreden beschikking in overeenstemming met het beleid is genomen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[appellante],

wonend in Aruba,
appellante,
gemachtigde: [naam gemachtigde]
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
8 januari 2018, AUA201700761 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante
en

de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie,

geïntimeerde,
gemachtigde: mr. K. Veekmans, werkzaam bij het Departamento Recurso Humano.

Procesverloop

Bij beschikking van 11 april 2017 (bestreden beschikking) heeft geïntimeerde het verzoek van appellante om haar niet genoten ATV-dagen betaalbaar te stellen afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellante tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de Raad hebben beide partijen erin toegestemd dat de Raad dit hoger beroep - in verband met covid-19-omstandigheden - behandelt en afdoet zonder de zaak op een openbare zitting te behandelen. In verband daarmee heeft appellante gebruik gemaakt van de aan partijen geboden gelegenheid een pleitnotitie (met bijlagen) in te dienen. Geïntimeerde heeft gereageerd op de pleitnotitie (met bijlagen) van appellante. Appellante heeft gereageerd op de reactie van geïntimeerde.
De Raad heeft de zaak mede op basis van de nadere stukken beoordeeld.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is op 1 juni 2004 als ambtenaar in dienst getreden van het Land Aruba (land) in de rang van klerk (schaal 3). Benoeming in vaste dienst is gevolgd per 1 november 2005 en met ingang van 1 juni 2008 is appellante bevorderd naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4). Op dat moment bekleedde appellante de functie van kassier 1 bij de Servicio di Impuesto y Aduana (SAID). Per 1 januari 2013 is de SAID overgegaan in het Departamento di Impuesto (DIMP).
1.2.
Met ingang van 28 maart 2011 is appellante arbeidsongeschikt gemeld. Bij Landsbesluit van 18 juli 2013 is aan haar vrijstelling van dienst verleend wegens ziekte, in het bijzonder wegens verblijf in Nederland voor revalidatie. Bij dat Landsbesluit is per 29 maart 2013 haar inkomen voor de duur van een jaar aangepast naar 90% van een vol inkomen en per 29 maart 2014 naar 80% van een vol inkomen.
1.3.
Met een brief van 4 september 2015 heeft appellante onder meer verzocht om compensatie voor haar niet genoten ATV-dagen.
1.4.
Geïntimeerde heeft bij de bestreden beschikking dit verzoek afgewezen, omdat conform de ATV-regeling niet genoten ATV-dagen niet worden uitbetaald.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellante tegen de bestreden beschikking ongegrond verklaard. Het Gerecht heeft geoordeeld dat geïntimeerde het verzoek om uitbetaling van de ATV-dagen terecht heeft geweigerd, omdat de, buitenwettelijke, ATV-regeling de mogelijkheid niet kent van uitbetaling van niet genoten ATV-dagen. Het Gerecht acht dit op zichzelf niet onredelijk en heeft verder opgemerkt dat het betoog van appellante, dat de ATV-dagen ingevolge artikel 43 van de La ook bij landsverordening moeten worden geregeld, niet juist is aangezien de ATV-dagen geen verlofdagen zijn in de zin van artikel 43 van de Landsverordening materiaal ambtenarenrecht (Lma).
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep met hierna te bespreken argumenten, aangevoerd dat de ATV-regeling in strijd is met het legitimiteitsbeginsel.
3.2.
Geïntimeerde heeft met hierna te bespreken argumenten gereageerd op de pleitnotitie van appellante en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
ATV dient ter compensatie van in het verleden niet genoten indexering van de bezoldiging van ambtenaren. In een op 14 juli 2001 gesloten protocol door het Land en de betrokken vakbonden is een ATV van een uur per week op de arbeidstijd vastgesteld. In dat protocol is opgenomen dat de compensatie voor het jaar 2001 in de vorm van ATV-dagen (in totaal 13 dagen) zal worden toegekend en dat voor de daarop volgende jaren een commissie met onder meer vertegenwoordigers van de betrokken vakbonden advies zal uitbrengen over de wijze waarop de ATV-uren opgenomen dienen te worden. Jaarlijks brengt de verantwoordelijke Minister per circulaire de directeuren, hoofden van diensten, bureaus en ambtenaren belast met de leiding op de hoogte van de in het daarop volgende jaar geldende ATV-regeling, met het verzoek het onder hen ressorterende personeel daarvan kennis te laten nemen. De ATV-regeling is een besluit van de ministerraad.
4.2.
ATV-dagen zijn dagen waarop niet hoeft te worden gewerkt. In de (opvolgende) ATV-regelingen worden per jaar een aantal dagen als collectieve ATV-dagen aangemerkt. De overige vrij op te nemen ATV-dagen dienen van te voren ingeroosterd te worden, overeenkomstig een schema waarbij het jaar wordt verdeeld in drie periodes van vier maanden en de ATV-dagen evenredig over die periodes moeten worden opgenomen. Vanwege arbeidsongeschiktheid niet genoten ATV-dagen kunnen eenmalig worden overgeheveld naar het daarop volgende jaar en komen te vervallen, indien zij niet in dat jaar worden opgenomen.
4.3.
Geïntimeerde heeft terecht gesteld dat ATV-dagen geen deel zijn van het inkomen van appellante. De bezoldiging van ambtenaren vindt zijn grondslag in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (Bra 1986). In de bijlagen bij de Bra 1986 zijn de bedragen van de bezoldiging per rang en dienstjaar vastgesteld. ATV-dagen dienen ter compensatie van het niet indexeren van die bedragen en zijn daarmee niet op een lijn te stellen met de bezoldiging van de ambtenaar. Van een recht van appellante op indexering van haar salaris is evenmin sprake.
4.4.
Op juiste gronden heeft geïntimeerde het argument van appellante weerlegd dat de ATV-regeling een regeling van hogere orde is dan de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) en daarom op grond van artikel 28 Lma bij Landsbesluit door de Gouverneur had moeten worden vastgesteld. Op grond van artikel 28 Lma worden nadere voorschriften over de toekenning van bezoldiging, toelagen en toeslagen vastgesteld bij Landsbesluit, houdende algemene regels. Op grond van artikel 43 Lma wordt aan de ambtenaar verlof verleend en verlofsbezoldiging toegekend overeenkomstig de regels, bij Landsbesluit vastgesteld. De Lvvda heeft zijn grondslag in artikel 43 Lma. De Bra 1986 heeft zijn grondslag in artikel 28 Lma. De Bra 1986 en de Lvvda zijn van eenzelfde orde, namelijk die van de Landsverordening. De ATV-regeling is niet bij Landsverordening vastgesteld en artikel 28 Lma kan niet de grondslag zijn voor het vaststellen van de ATV-regeling, gelet op de overweging in 4.3 dat ATV geen inkomen is.
4.5.
Het door het Land en de vakbonden ondertekende protocol is de neerslag van een akkoord tussen het Land en de vakbonden in het kader van syndicaal overleg. Aan dat akkoord kunnen individuele ambtenaren geen rechten ontlenen en evenmin kunnen individuele ambtenaren in rechte afdwingen dat het Land op een juiste wijze het akkoord vertaalt naar een rechtspositionele regeling waaraan de individuele ambtenaar wel rechten kan ontlenen.
4.6.
De ATV-regeling is beleid en voor beleid geldt op grond van de Landsverordening bekendmaking en inwerkingtreding geen publicatieplicht, zoals geïntimeerde terecht heeft opgemerkt.
4.7.
Van dit beleid kan niet worden gezegd dat het onredelijk is. De bestreden beschikking is genomen in overeenstemming met dit beleid. Van zeer zwaarwegende redenen om in dit geval van het beleid af te moeten wijken is niet gebleken.
4.8.
Los van alle hiervoor besproken argumenten wordt nog opgemerkt dat als appellante gevolgd zou moeten worden in haar standpunt dat de ATV-regeling nietig is, dan valt niet in te zien op welke grond de Raad zou kunnen vaststellen dat geïntimeerde appellante zou moeten compenseren voor de niet opgenomen ATV-dagen. Als de ATV-regeling nietig zou zijn, dan heeft ook nooit recht bestaan op ATV-dagen.
4.9.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, W.H. Bel en
A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.