ECLI:NL:ORBAACM:2021:46

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2019H00393
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot overplaatsing van leraren binnen het openbaar onderwijs op Curaçao

In deze zaak gaat het om de overplaatsing van een leraar wiskunde van een havo/vwo-school naar een vsbo-school op Curaçao. De minister van Onderwijs is het bevoegd gezag op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs, en de bevoegdheid voor het overplaatsen van leraren is gemandateerd aan het hoofd van de Dienst Openbare Scholen (DOS). De leraar, geïntimeerde, was eerder werkzaam op de havo/vwo-school Kolegio Alejandro Paula (KAP) en werd per 1 augustus 2016 overgeplaatst naar de vsbo-school Gouverneur J.R. Lauffer. Geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen deze overplaatsing, wat leidde tot een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao die het bezwaar gegrond verklaarde en het overplaatsingsbesluit vernietigde. Het Gerecht oordeelde dat de Regering het bevoegd gezag is en niet de minister.

Appellant, de minister van Onderwijs, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep werd aangevoerd dat het overplaatsingsbesluit bevoegd was genomen, aangezien het hoofd van de DOS gemandateerd is om deze besluiten te nemen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de minister van Onderwijs inderdaad het bevoegd gezag is voor de overplaatsing van leraren. De Raad oordeelde dat het waarnemend hoofd van de DOS het overplaatsingsbesluit bevoegd heeft genomen, en dat er geen reden was om te oordelen dat de leraar niet overgeplaatst had mogen worden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van het Gerecht en verklaarde het bezwaar ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
CURAÇAO
Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport,

appellant,
gemachtigde: mr. W.R. Flocker, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao (Gerecht) van 1 november 2019, CUR201700655 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:

[geïntimeerde],geïntimeerde,gemachtigde: mr. R.H. Koeijers, advocaat,

en
appellant

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2021. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en R.G. Römer, werkzaam bij de Dienst Openbare Scholen (DOS). Geïntimeerde is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde is met ingang van 1 september 2004 benoemd tot leraar in tijdelijke dienst bij het Openbaar Voortgezet Onderwijs. Vanaf die datum tot 1 augustus 2016 heeft hij als leraar wiskunde gewerkt op de havo/vwo-school Kolegio Alejandro Paula (KAP; voorheen het Peter Stuyvesant College).
1.2.
Bij e-mailbericht van 13 juni 2016 heeft een medewerker van DOS geïntimeerde meegedeeld dat hij met ingang van 1 augustus 2016 wordt overgeplaatst naar de vsbo-school Gouverneur J.R. Lauffer (J.R. Lauffer). Geïntimeerde heeft zich hiertegen verzet. Vervolgens heeft op 23 juni 2016 een gesprek plaatsgevonden van geïntimeerde, de desbetreffende medewerker van DOS en het waarnemend hoofd DOS. Daarbij zou het dalend aantal leerlingen bij KAP zijn besproken en de overplaatsing van geïntimeerde in verband daarmee. Verder zou zijn besproken dat geïntimeerde geen lessen wiskunde mag geven op een havo/vwo-school, omdat hij niet beschikt over een eerste- of tweedegraads onderwijsbevoegdheid. In dat kader zou zijn afgesproken dat samen wordt gezocht naar een oplossing voor geïntimeerde om te werken aan zijn onderwijsbevoegdheid.
1.3.
Bij brief van 12 juli 2016 heeft het waarnemend hoofd van DOS bevestigd dat geïntimeerde met ingang van 1 augustus 2016 wordt overgeplaatst naar het J.R. Lauffer (overplaatsingsbesluit). Geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen het overplaatsingsbesluit.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard en het overplaatsingsbesluit vernietigd. Volgens het Gerecht heeft appellant miskend dat de Regering het bevoegd gezag is en niet de minister. Aan een inhoudelijk beoordeling van het bezwaar is het Gerecht niet toegekomen.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Daarbij heeft appellant aangevoerd dat het overplaatsingsbesluit bevoegd is genomen. Appellant is het bevoegd gezag en het hoofd van DOS is gemandateerd om het overplaatsingsbesluit te nemen. Dit mandaat is op grond van artikel 2 van de Overgangsregeling decentralisatie Nederlandse Antillen nog steeds van kracht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 3 van de Landsverordening Materiaal Ambtenarenrecht (LMA) luidt:
"De bepalingen van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften vinden slechts toepassing voor zover niet bij een landsverordening of uit kracht daarvan gegeven voorschriften anders is of wordt bepaald."
Artikel 4 van de LMA luidt:
"Voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften wordt verstaan onder het bevoegde gezag:
a. de Regering van het Land Curaçao, met uitzondering van het hiervan onder sub b bepaalde;
b. de Staten van het Land Curaçao voor wat betreft benoeming, schorsing en ontslag van hun griffier."
Artikel 50, eerste lid, van de LMA luidt:
"1. De ambtenaar is, wanneer het belang van de dienst zulks vordert, verplicht, in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, een andere betrekking of een andere werkkring te aanvaarden, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen. Deze opdracht gaat uit van het bevoegde gezag."
Artikel 1 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (Lvo) luidt:
Deze landsverordening verstaat onder:
[...]
e. bevoegd gezag: voor wat betreft
a. een openbare school:
1. het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied of
2. het openbare orgaan, bedoeld in artikel 40a;
[...]
Artikel 43 van de Lvo luidt:
"[...]
2. De benoeming van leraren geschiedt door het bestuurscollege na ingewonnen bericht van de rector of de directeur van de school waaraan de benoeming zal geschieden.
3. De overplaatsing van leraren en de benoeming van de conrectoren of adjunct-directeuren geschieden door het bestuurscollege na ingewonnen bericht van de rectoren of directeuren van de desbetreffende scholen."
Artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit Dienst Openbare Scholen (Instellingsbesluit DOS) luidt:
"2. De DOS oefent de bevoegdheden van het Bestuurscollege ten aanzien van de openbare scholen uit die bij eilandsbesluit aan het Hoofd van Dienst, hierna te noemen 'het Hoofd', zijn gemandateerd."
Artikel 2 van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (Laowb) luidt:
"Besluiten van de Nederlandse Antillen en van het eilandgebied Curaçao die niet van regelgevende aard zijn en op het tijdstip van inwerkingtreding van de Staatsregeling in Curaçao rechtskracht hebben, behouden hun rechtskracht, totdat zij met inachtneming van de Staatsregeling zijn gewijzigd of ingetrokken."
4.2.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder a, van de LMA wordt voor de toepassing van de LMA en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegd gezag verstaan de Regering van het Land Curaçao. Op grond van artikel 1, aanhef en onder e, van de Lvo wordt onder bevoegd gezag wat betreft een openbare school het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied (thans: de minister van Onderwijs) verstaan. Dit betreft dus een bij landsverordening bepaalde afwijking van de in de LMA gegeven regel over het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 3 van de LMA. Artikel 1, aanhef en onder e, van de Lvo gaat daarom voor op het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder a, van de LMA.
4.3.
Artikel 43, derde lid, van de Lvo bepaalt dat de overplaatsing van leraren door het bestuurscollege (lees: de minister van Onderwijs) geschiedt.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat, anders dan het Gerecht heeft geoordeeld, appellant het bevoegd gezag is ten aanzien van de overplaatsing van leraren en niet de Regering. Vergelijk de uitspraak van de Raad van 19 september 2019, ECLI:NL:ORBAACM:2019:23.
4.5.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit DOS oefent DOS ten aanzien van de openbare scholen de bevoegdheden van het bestuurscollege (lees: de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport) uit die bij eilandsbesluit aan het hoofd van DOS zijn gemandateerd. Bij besluit van het bestuurscollege van 11 november 1987, 87/722, heeft het bestuurscollege achttien bevoegdheden aan het hoofd DOS gemandateerd waaronder de bevoegdheid tot overplaatsing binnen het openbaar onderwijs. Dit mandaatbesluit is niet van regelgevende aard, zodat dit besluit op grond van artikel 2 van de Laowb zijn rechtskracht heeft behouden. Bovendien heeft de Raad van Ministers het mandaatbesluit van 11 november 1987 bij besluit van 19 juni 2019, 2019/23993, bekrachtigd.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het waarnemend hoofd DOS het overplaatsingsbesluit bevoegd heeft genomen. Dit betekent dat de uitspraak van het Gerecht moet worden vernietigd. Partijen hebben ter zitting de Raad desgevraagd verzocht om bij vernietiging van de aangevallen uitspraak het geschil definitief te beslechten. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.7.
DOS verzorgt openbaar onderwijs aan in totaal 37 scholen op Curaçao. Personeel wordt ingezet op een school naar gelang de behoefte van die school. Bij verkleining van formatie op een school, bijvoorbeeld door een dalend aantal leerlingen, voert DOS het beleid dat personeel wordt ingezet op andere scholen. Wie wordt overgeplaatst hangt af van de onderwijsbevoegdheid en, bij gelijke bevoegdheid, de datum van plaatsing bij die school ('last in, first out').
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat geïntimeerde niet beschikt over een onderwijsbevoegdheid. Wat partijen verdeeld houdt is of geïntimeerde aan de omstandigheid dat hij al twaalf jaar werkzaam was bij KAP het vertrouwen mocht ontlenen dat hij bevoegd was om daar les te geven.
4.9.
De vereiste onderwijsbevoegdheden vloeien wettelijk voort uit artikel 36, eerste lid, van de Lvo met bijlage in samenhang met het Landsbesluit houdende algemene maatregelen op grond van artikel 36, tweede lid, van de Lvo, de zogenaamde Bevoegdhedenregeling vwo, havo, vsbo, hbo (PB 2008, no. 56). Appellant heeft niet de vrijheid om van de wettelijke eisen voor het verkrijgen van een onderwijsbevoegdheid af te wijken. Zo kan hij geen bevoegdheid verlenen op basis van de staat van dienst van geïntimeerde, wat geïntimeerde beoogt. Appellant heeft zich daarom terecht op het standpunt kunnen stellen dat, gelet op de noodzaak om de formatie bij KAP in te krimpen, geïntimeerde in aanmerking kwam voor overplaatsing van KAP naar een andere school voor openbaar onderwijs binnen DOS. Dat andere leraren na geïntimeerde bij KAP zijn gaan werken, zoals geïntimeerde heeft betoogd, zodat de 'last in, first out'-regel moet worden toegepast, maakt dat niet anders, reeds omdat die regel op grond van het beleid van appellant alleen wordt toegepast bij gelijke onderwijsbevoegdheid.
4.10.
De slotsom is dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat het Gerecht had behoren te doen wordt het bezwaar ongegrond verklaard.
5. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad:
  • verklaarthet hoger beroep
    gegrond;
  • vernietigtde aangevallen uitspraak;
  • verklaarthet bezwaar
    ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. L.C. Hoefdraad en mr. J. Sybesma, leden, uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.